Preek: De wijze en de dwaze maagden

De wijze en de dwaze maagden

Lezen: Spreuken 9,1-6 en Mattheus: 25,1-13

In 1952 schreef de Franse schrijver Samuel Beckett een toneelstuk met de titel "Wachten op Godot". Het stuk behoort tot het zogenaamde 'nieuwe theater'; een verhaal zit er nauwelijks in, en voor zover het er in zit, ontbreekt de samenhang, maar één ding is duidelijk: de twee hoofdpersonen doen niets anders dan wachten, wachten en nog eens wachten. We horen flarden van gesprekken, maar de leegte en de zinloosheid overheersen. De twee mannen wachten op Godot, maar wanneer ze een afspraak hebben kunnen ze zich niet herinneren, ja eigenlijk weten ze niet eens óf ze wel een afspraak hebben. "Niets is zeker". De tweede akte van het toneelstuk speelt zich af op de volgende dag. Eigenlijk gebeurt weer precies hetzelfde, namelijk niets, maar het verschil is dat de boom waar de twee mannen staan te wachten nu vol blaadjes zit. Het is niet zo moeilijk om hierin een overeenkomst te zien met de vijgenboom die weer gaat bloeien; de grote zomer is in aantocht. Het toneelstuk bevat trouwens allerlei min of meer bedekte toespelingen op de Bijbel en op God. Zo ligt het voor de hand om in Godot een verwijzing te zien naar God. God, die op zich laat wachten, over wie in een ver verleden wel geschreven is, maar die zich nu niet meer laat zien. In hetzelfde jaar dat Becket zijn toneelstuk schreef, schreef de joodse filosoof Martin Buber een boek met de titel Godsverduistering. Een wereld zonder God, een wereld waarin het hemelse licht verduisterd is; het is de wereld waarin wij leven. We hebben God niet meer nodig om deze wereld te begrijpen, we kunnen toe met onze eigen wijsheid. En voor zover het woord God wél gebruikt werd om deze wereld te verklaren, is het maar al te vaak misbruikt, bezoedeld, door mensen aangewend om hun eigen gelijk te halen. Maar misschien moeten we het woord God juist daarom wél gebruiken, omdat mensen door de eeuwen heen op Hém gewacht hebben, hun hoop op Hem hebben gesteld, hun toevlucht bij Hém hebben gezocht en tegen Hém hebben gevloekt als het noodlot hen trof. En hoevelen hebben niet de ervaring opgedaan dat hun leven werd verlicht, opgelicht door met anderen over God te praten. Waar er twee of drie in Zijn Naam bijeen zijn, daar is Hij in hun midden. Als je met mensen praat over kerk en geloof, komt vrijwel altijd het diepste uit die mens naar boven; z'n geloof, maar ook z'n ongeloof, z'n vreugde en z'n angst, z'n hoop en z'n wanhoop. Maar toch: wachten op iemand van wie je niet weet wanneer die komt, ja, of die wel komt. De eerste christenen kenden dat gevoel maar al te goed: ze leefden in de verwachting van de spoedige wederkomst van Christus. En toen Hij maar niet kwam, en toen ook nog eens Jeruzalem verwoest werd, begonnen ze te twijfelen. Voor deze mensen, en dus ook voor ons schreef Mattheus het verhaal van de vijf verstandige en de vijf dwaze meisjes. Het Rijk van God wordt vergeleken met een bruiloft waar iedereen met spanning wacht op de bruidegom. De man laat echter nogal op zich wachten, zodat iedereen in slaap valt, ook de meisjes die de bruidegom moeten inhalen: alle tien dommelen ze in slaap. Toch is er een verschil: de helft van de meisjes heeft zich voorbereid de andere helft niet. Allen hebben ze lampen bij zich, maar niet allen hebben ze voldoende olie om de lamp te kunnen ontsteken als het grote moment daar is. Je kunt dus op twee manieren wachten: voorbereid, of onvoorbereid. Gij kent dag noch uur, zo eindigt de parabel. En zoals wij overvallen worden door de plotselinge dood van iemand die ons na staat, zo worden wij ook overvallen door de komst van het koninkrijk. De bruidegom komt midden in de nacht, staat er, en iedereen slaapt. Maar juist dan, midden in de nacht, wordt alles duidelijk, zoals bij de oogst duidelijk wordt welk gewas wél, en welk gewas géén vrucht heeft gedragen. Dan wordt duidelijk of we er op voorbereid waren, of we voldoende olie, voldoende brandstof bij ons hebben, of we onze talenten hebben gebruikt, en of we oog hadden voor onze medemensen. Waren we wakker, waren we erbij, of hebben we de hele tijd zitten suffen, dat is de vraag. De wijze meisjes van de parabel hadden ervoor gezorgd dat ze voldoende olie bij zich hadden. Misschien mogen we deze olie wel zien als de brandstof voor het licht dat wijzelf nodig hebben tijdens het wachten; want als ons leven wachten is, en het wachten zinloos, dan moeten we íets hebben om ons op de been te houden, anders is ons wachten net zo zinloos als het wachten op Godot in het toneelstuk van Beckett. Die brandstof, die olie is het geloof, het geloof dat deze wereld níet aan z'n lot wordt overgelaten, maar dat God een verbond met ons heeft gesloten. Die brandstof is de hoop dat het goede uiteindelijk overwint. Die brandstof is de liefde waarmee mensen elkaar belangeloos helpen. Geloof en hoop en liefde zijn geen restanten van een achterhaald wereldbeeld, nee het zijn deugden die juist in een van god verlaten wereld hard nodig zijn; het getuigt van wijsheid om te geloven, te hopen en lief te hebben. Er is al genoeg cynisme, bitterheid en haat. Ieder mens kan wijs worden, dat is geen kwestie van intelligentie en goed kunnen leren, dat is een kwestie van oog hebben voor wat belangrijk is in het leven, dat is weten te leven met de beperkingen die het leven nu eenmaal met zich meebrengt, en dat is besef hebben van de eigen tekortkomingen, kritiek kunnen incasseren en er iets mee doen. Zoals het boek Spreuken zegt: "Laat uw onverstand varen en gij zult leven". Wijsheid is de oogst van inzicht, en hoewel het vaak geassocieerd wordt met ouderdom, heeft het niets met leeftijd te maken. Hoe wijs zijn de opmerkingen die kinderen kunnen maken! Wij vieren vandaag de oogst van dit jaar; daarmee lopen we vooruit op die grote dag waarop de oogst van deze wereld zal worden binnengehaald: zoals u kunt zien aan het kunstwerk: de wereld van mos, gekroond met een lauwerkrans; daarop staan zeven kaarsen: het zijn de zeven zuilen van de wijsheid, en de zeven gaven van de Heilige Geest. De wijsheid was volgens het boek spreuken de eerste scheppingsdaad van God, zij was en is de uitvoerster van God scheppingswerken. Wijsheid heeft scheppingskracht, dwaasheid vernietigt. Als wij díe wijsheid zoeken dan zijn wij als de meisjes die niet alleen hun lampen in orde hadden, maar ook nog zorgden voor de olie, om de lampen brandende te houden als het moment daar is: de dag van de grote oogst, de wederkomst van Christus, Die wijsheid geeft ons het geduld om ondanks de zinloosheid om ons heen en ondanks de godsverduistering te wachten. Want wij wachten niet tevergeefs; wat gezaaid is komt op, en zal eens worden geoogst.