Eeuwigheidszondag 2014

Eeuwigheidszondag 2014

Lezen: Jesaja 67:17-25 en Openbaring 21:1-7

Van degenen wier namen wij straks noemen, ging een enkeling plotseling, de meesten na een lange ziekte. En ook al zag je het aankomen, de dood kwam altijd ontijdig. Een grimmige spelbreker is het, de dood. Hij breekt het leven, de liefde, de zorg, het samen-zijn, hij breekt óns. Wie net iemand verloren heeft, heeft z'n toekomst verloren.

En na de volle kerk, is daar het lege huis. Het leven gaat door, - zegt men - maar er is niks meer aan. Wij kunnen ons immers geen leven voorstellen, zonder degene die in ons leven een plaats had. Hij of zij is een deel van onszelf geworden, en van zoveel anderen. Het geliefde lichaam: een wassen beeld. Vergankelijk als de herfstbladeren.

En toch is dat maar de helft van het verhaal. Want wat wás het dat dat lichaam tot leven wekte, dat maakte dat het bewoog, leefde, liefhad, kéék? Waar is dat nu? Toch niet op het kerkhof of in een urn.

Wie serieus naar een antwoord zoekt komt uit bij de ziel – als we tenminste even afstand nemen van het idee dat wij ons brein zijn, of dat ons leven samenvalt met materie. Want die materie is vergankelijk. De ziel. Dat is: ons bewustzijn; wie wij in diepste wezen zijn.

Deze week zagen wij op een gespreksavond een uitzending met de cardioloog Pim van Lommel. Hij was gefascineerd door de vele verhalen die hij hoorde van patiënten wat ze hadden meegemaakt tijdens een operatie, die klinisch dood waren na een hartstilstand, of in coma hadden gelegen. Velen hadden een bijna-dood-ervaring gehad, en die kwamen vrijwel allemaal op hetzelfde neer: kleuren, een landschap van ongekende schoonheid, muziek, ontmoetingen met overledenen, een wereld van licht en van liefde.

Ze hadden even aan de andere kant mogen kijken, en eigenlijk waren ze daar het liefst gebleven, zo mooi was het. Zij zagen 'de nieuwe hemel' waar het boek Openbaring het over heeft. Maar ze moesten terug, naar deze wereld, en de opdracht was duidelijk: er moest ook een 'nieuwe aarde' komen.

Die nieuwe hemel en die nieuwe aarde gaat niet alleen over de toekomst; het is geen worst die ons wordt voorgehouden; nee, ze zijn er nú al, voor wie het wil zien. De mensen die terugkeerden van de andere kant, hébben het gezien, en ze ondergingen een complete verandering: ze waren niet langer bang voor de dood, ze hadden inzicht gekregen in wat het leven eigenlijk is, voelden zich met alles en iedereen diep verbonden, en kregen een grote compassie met de hele werkelijkheid.

Dit heldere bewustzijn maakte dat deze mensen na hun BDE-ervaring totaal geen belangstelling meer hadden voor materie, een mooi huis, een perfect lijf. Ons lichaam is een jas die we op enig moment uitdoen, maar wie wij in diepste wezen zijn, blíjft. Dát ontdekten ze, en vanaf nu wilden ze leven vanuit de onvoorwaardelijke liefde die ze zelf hadden gevoeld. Ze ontdekten de waarheid van wat Jimmy Hendrix ooit zei: "Wanneer de macht van de liefde sterker wordt dan de liefde voor de macht, pas dan zal de wereld veranderen."

Ook Paulus schrijft in zijn tweede brief aan de Korintiërs over iemand die een dergelijke ervaring heeft gehad: "Ik ken een volgeling van Christus die veertien jaar geleden tot in de derde hemel werd weggevoerd – in zijn lichaam of buiten zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen. Maar ik weet dat deze man – in zijn lichaam of zonder zijn lichaam, dat weet ik niet, dat weet God alleen – werd weggevoerd tot in het paradijs en dat hij daar woorden hoorde die door geen mens mogen worden uitgesproken." (2 Kor.12:2-4). Waarschijnlijk was het Paulus zelf; hij was 'in de derde hemel' geweest. De eerste hemel is die van vogels, vlinders en wolken, de tweede die van zon, maan en sterren, en de derde is de hemel van God.

Maar als wij alleen de bril opzetten van wat we kunnen meten en wegen, dan zullen we nooit gevoelig worden voor die andere dimensie, de wereld van wie ons zijn voorgegaan. Wie daar wél voor openstaat zal ontdekken wat op een van de rouwkaarten stond: "De dood is slechts een horizon en niets anders dan de beperking van ons zien."

Dat wil niet zeggen dat er geen verdriet meer is, natuurlijk is die er ook, hij hoort bij ons aardse mensenleven. Maar dat er méér is dan dat, ook daarvan getuigt een bedankkaart: "Ziek zijn, je voorbereiden op de dood, hoe verdrietig ook, het leidde tot verdieping in de relaties met de mensen om ons heen." De dankbaarheid die daaruit spreekt, helpt om het verdriet draaglijk maken.

En óók mogen we geloven dat we worden geholpen vanaf de andere kant, dat de gestorvenen een taak hebben en ons troosten vanaf de overzijde, als we tenminste stil van binnen kunnen worden, en ons afstemmen op hun frequentie.

Deze week nog zei een vrouw mij dat ze tijdens een wanhopig gebed een hand op haar schouder gevoeld had. Haar verhaal deed me denken aan het verhaal over de engel van de laatste troost. Het stond centraal bij een van de afscheidsdiensten van het afgelopen jaar.

Het gaat over een Rabbi die het kwaad probeert te bestrijden. Hij slaagt niet in z'n missie, voelt zich mislukt. Het licht laat hem in de steek, en de mensen die hij gevraagd hem te helpen haken af. Het verhaal eindigt met de woorden: 'Toen de Rabbi in het dal was aangekomen voelde hij een arm op zijn schouders. Toen hij zich omkeerde zag hij de engel met lichtend voorhoofd.' Hij wist dat het de engel van de dood en van de wedergeboorte was. En dat inzicht troostte hem.'

Het is daarom dat we vandaag de overledenen herdenken in het perspectief niet van de dood, maar van het Licht dat met Pasen de dood heeft overwonnen. Christus zelf is door de dood heengegaan,maar heeft zo ook de toegang tot eeuwig leven geopend. Dat wij in dat geloof, door onze tranen heen, ons leven voortzetten, in Zijn geest, in dankbaarheid voor wat zij , die ons zijn voorgegaan ons hebben gegeven. En moge het licht dat we voor hen ontsteken ook onszelf verlichten.