Preek: 'Loslaten en verdergaan'

Lezen: Exodus 32,1-14 en Matteüs 18,21-35

In de nasleep van de vliegramp boven de Oekraïne was er in Hilversum een herdenkingsdienst voor Erik van Heijningen, z'n vrouw Tina Mastenbroek en hun zoon Zeger; ze waren alle drie omgekomen. Zijn broer, Robbert van Heijningen, sprak in een overvolle Vituskerk, en zei: "We moeten kunnen vergeven, we moeten niet omzien in wrok." Als er iemand was die recht had boos te zijn, was hij het wel, maar hij zei: 'Niet doen. Doorbreek de barrière van woede, meer strijd, meer slachtoffers en meer pijn.' Natuurlijk had hij verdriet, heel Nederland was ondergedompeld in collectieve rouw en er heerste een enorme boosheid over wat daar was gebeurd. 'Maar', zei hij, 'verdriet kan omslaan in woede, en dat is niet wat we zoeken. Verdriet is makkelijker te verwerken in harmonie dan in wrok, want daarin kun je blijven steken. Agressie leidt tot meer agressie, het levert niets op.' Een indrukwekkende reactie, maar toch: ook de boosheid is begrijpelijk!

Zelfs de God van Israël is geregeld woedend omdat het volk er met de pet naar gooit, en andere goden aanbidt. Ze waren ongeduldig omdat Mozes maar niet terugkwam van de berg. Dan maken we zelf een god. Ongeduld leidt altijd tot voorbarige oplossingen waar je geen stap verder mee komt. Intussen wordt Mozes door God stevig onderhouden over 'dat volk van hem'. Het gaat er in dat gesprekje eigenlijk heel menselijk aan toe: God legt de schuld bij Mozes: 'jouw volk, dat jij uit Egypte hebt geleid, misdraagt zich.' Ze zullen vergaan door mijn woede.'

Maar Mozes herinnert God er fijntjes aan dat het Zijn volk is, dat van God, en dat God zelf het volk uit Egypte heeft geleid. Mozes herinnert hem aan Abraham, Isaac en Jacob, aan de belofte die Hij ooit gedaan heeft. En toen Mozes dat gedaan had, zag God ervan af om zijn volk te treffen met het onheil waarmee Hij gedreigd had. Kortom: Hij vergeeft zijn volk, en begint opnieuw. Een menselijke, al te menselijke God wordt ons hier voorgeschoteld. Eentje die zich laat vermurwen, die zich nota bene door een mens laat herinneren aan wat Hij ooit beloofd heeft. In die herinnering zit een sleutel om te begrijpen wat vergeving is. Hoe was het ook weer? Wat was onze oorspronkelijke verhouding met degene die ons nu zo tegen staat?

Een baas die een werknemer juichend heeft binnengehaald en hem na een jaar als een baksteen laat vallen. Hoe kun je die vergeven? Iemand die je kind iets heeft misdaan, de pesters op school, een autoritaire vader of echtgenoot? Dat kan door je je te herinneren hoe de oorspronkelijke verhouding was: een goede verhouding met je baas, de goede bedoelingen waarmee iedereen na de vakantie weer op school begon, de vader die je ondanks alles toch heeft gemaakt tot wie je bent, al is het door de strijd die je met hem hebt gehad. De echtgenoot die je ooit hebt liefgehad.

In de parabel die Jezus vertelt moet de schuldenaar herinnerd worden aan wat de koning voor hém had gedaan. "Ik heb jou alles kwijtgescholden, en jij wil het onderste uit de kan?" Waarom wordt de koning zo ongelooflijk boos? Omdat het medelijden dat hij met hem had, vergeten is. Wie het zich niet herinnert, wie zich door die herinnering niet op een ander spoor laat zetten, die gaat er aan onderdoor.

Vergeven is niet makkelijk, en sommige dingen zijn zo erg, dan is het teveel gevraagd om de dader te vergeven. Hoewel... er zijn verhalen die vertellen over vergeving, zelfs van de meest barbaarse daden in b.v. de tweede wereldoorlog. Ik ga die verhalen hier niet herhalen, want anders is het net alsof ik zo'n zelfde heldendaad ook van u vraag. Ik ga daar niet over. Dat kan ieder alleen maar voor zichzelf beslissen.

Eén ding weet ik wel: als je het kunt opbrengen de ander te vergeven, dan win je daar zelf bij. Het werkwoord dat in het Grieks wordt gebruikt voor vergeven is: loslaten, laten gaan. Wie niet kan vergeven, is en blijft zelf slachtoffer. Wie het wel kan, komt vrij van de dader, vrij van boosheid en haat. Wie zich door het medelijden durft te laten leiden, treedt daarmee in de voetsporen van het goddelijke medelijden.

Makkelijker gezegd dan gedaan. Maar als Jezus zegt dat je niet zeven maal, maar zeventig maal zeven maal moet vergeven, bedoelt hij dat niet als een moreel hoogstandje, maar dan heeft hij het over de moeilijke weg die je gaat als je wilt vergeven. Het is maar weinigen gegeven de knop om te zetten, en in één keer te zeggen; zand erover. Het gaat in stappen. Met vallen en opstaan. Gaat het in zeven stappen? Nee, die weg is zeventig maal zeven stappen lang. Het kost tijd. Soms heb je er hulp bij nodig, omdat het niet-kunnen vergeven vaak duidt op een intens verdriet waar je niet van kunt loskomen. Dan zal eerst dat verdriet moeten worden erkend en verwerkt.

Maar wie eraan begint, wie die moeilijke weg durft te gaan, zal ontdekken dat de enige manier om de toekomst open te houden is: leven vanuit vergeving. Woede, wrok, wraak, hoe begrijpelijk ook, gaan altijd over het verleden. Wie zichzelf en de ander een toekomst gunt kijkt de andere kant op, richting toekomst, keert de andere wang toe. Het is ook uit welbegrepen eigenbelang dat we niet langer meedoen met oog om oog, en tand om tand. omdat, zoals Gandhi zei: "oog om oog hiermee eindigt dat de hele wereld blind wordt."

Het vergeven van de ander begint denk ik bij het vergeven van jezelf. Je kunt namelijk vol wrok en spijt zitten over de dingen die je gedaan hebt, of juist nagelaten, spijt over de keuzes die je gemaakt hebt, en die niet meer terug te draaien zijn. Ook gebeurt het wel dat mensen ergens diep van binnen een stemmetje horen dat zegt: 'wat jou overkomt is een straf van God,' en dat ze vervolgens boos op Hem worden. Persoonlijk geloof ik daar nooit zo in, maar als dat voor jou een realiteit is, dan begint het proces van vergeving misschien wel met dat je God moet vergeven.

Dat is niet zo gek als het klinkt: ook in het verhaal van vandaag hoorden we dat God spijt van iets heeft, dat hij terugkomt op z'n oorspronkelijke plannen. En dan is er iemand die z'n nek durft uit te steken, Mozes, die God bij de les houdt, en hem herinnert aan z'n belofte, aan z'n eerste liefde voor de mens die hij schiep. Als we dat aandurven, dan komen we misschien los van het idee dat God een boeman is die ons met allerlei onbegrijpelijke lotgevallen in de tang houdt.

Als we God herinneren aan z'n oorspronkelijke bedoeling met ons: een leven van liefde en van vrede, dan komen we ook dicht bij ons eigen verlangen om in vrede te leven met onszelf, met God en met elkaar. Dat Hij onze zonden vergeeft is niets anders dan dat Hij telkens weer zegt: jij bent van mij – en je bent goed zoals je bent.

Jesaja schrijft (43, 1-3): "Welnu, dit zegt de HEER, die jou schiep, Jacob, die jou vormde, Israël: Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij! Moet je door het water gaan – ik ben bij je; of door rivieren – je wordt niet meegesleurd. Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren, de vlammen zullen je niet verschroeien. Want ik, de HEER, ben je God, de Heilige van Israël, je redder." Zo redt God, door ons steeds weer opnieuw aan te nemen, en ons aan onszelf terug te geven. Zijn vergeving geeft ons terug aan onszelf, maakt ons autonoom, on-afhankelijk, vrij.

Die onafhankelijkheid kan ook heel eng zijn: als je de zekerheid van boosheid en wrok loslaat, kon je eerst wel eens in een leegte terecht komen, want, hoe naar ook, het gaf je wel zekerheid. Die leegte aandurven, met het oog op de toekomst, is in het Bijbelse beeld de woestijn, de plek waar je op jezelf bent teruggeworpen, waar je strijdt met God en met jezelf.

We mogen geloven dat die strijd een einde kent, een goede afloop, het beloofde land, eeuwig leven, of hoe je het ook maar wilt noemen. Dat geloof is gegrond in de strijd die Jezus zelf hier op aarde geleverd heeft, en die leek te eindigen met Goede Vrijdag, met de dood, kortom: met een mislukking. Maar de intentie waarmee hij geleefd heeft, de liefde waarmee hij heeft liefgehad liet zich niet kapotmaken: die blijft ons tot op de dag van vandaag verlichten en verwarmen. Daarom is het altijd Pasen, elke zondag weer.

Ik eindig met Psalm 103:

Ik wil Hem noemen bij zijn Naam,
de heilige God, zo waar als ik leef.
Ik dank Hem uit de grond van mijn hart
en geen van zijn weldaden wil ik vergeten.

Hij is de vergeving van mijn zonden,
Hij zal mij genezen, keer op keer.
Hij roept mijn leven weg uit het graf,
omgeeft mij met goedheid en tedere liefde.
Hij maakt mijn dagen vol van geluk
en als een arend herleeft mijn jeugd.

Wat Hij beloofd heeft maakt Hij waar,
Hij neemt het op voor alle verdrukten.
Hij gaf aan Mozes zijn Naam te kennen
en heel het volk heeft zijn werken gezien:
barmhartige Heer, genadige God,
eindeloos geduldige liefde.

Hij twist niet met ons ten einde toe,
Hij draagt ons geen zonden achterna.
Hij zal geen kwaad met kwaad vergelden,
groter dan onze zonden is Hij.

Ja, wat de hemel is voor de aarde,
dat is zijn liefde voor hen die geloven.
Zover als de afstand van oost tot west,
zover van ons af werpt Hij al onze zonden.
Zoals een man voor zijn kinderen barmhartig is,
zo is Hij voor ons een barmhartige vader.

Hij kent ons toch, Hij is niet vergeten
dat wij gemaakt zijn uit het stof van de aarde.
Mensen – hun dagen zijn als het gras,
zij bloeien als bloemen in het open veld;
dan waait de wind en ze zijn verdwenen
en niemand weet waar ze hebben gestaan.

Maar duren zal de liefde van God,
en Hij doet recht van geslacht op geslacht
aan allen die zijn verbond bewaren,
zijn woord behartigen en het volbrengen.

Koning is Hij, zijn troon is de hemel,
machtig is Hij over heel de aarde.
Zegent Hem dan, alle werken van God,
waar ook ter wereld, Hij is uw koning.

Ik wil Hem noemen bij zijn Naam,
de heilige God, zowaar als ik leef.