Een van de duidelijkste herinneringen die ik aan mijn lagere-schooltijd heb, is een muziekles uit de tweede klas, waarin de beminnelijke meneer de Wit ons vroeg: “Waar zit onze ziel?” Wat een moeilijke vraag! Ongetwijfeld zou hij vandaag de dag door een onderwijsbegeleider bestraffend worden toegesproken, omdat zo’n vraag voor een kind van die leeftijd veel te moeilijk is. Maar op mij maakte hij een onuitwisbare indruk, en nog steeds houdt de vraag naar de ziel mij bezig.
Dick Swaab, neurobioloog aan de UvA, heeft er wel een antwoord op: de ziel bestaat niet: “Wij zijn ons brein”. In 2010 beschreef hij zijn inzichten uitgebreid in het gelijknamige boek. Emoties, gedachten, geloof, hoop en wanhoop: het wordt allemaal door de hersenen geproduceerd, ongeveer zoals ons lichaam zweet produceert bij inspanning. De geniale Engelse natuurkundige Stephen Hawking doet iets soortgelijks voor het heelal. In zijn boek “The grand design” (“Het grote ontwerp’- 2010) zegt hij dat het heelal zichzelf spontaan geschapen heeft uit het niets. Er was geen God nodig om het heelal te activeren.
De denkfout die in dit soort redeneringen wordt gemaakt is dat het voor de mens mogelijk zou zijn zich buiten de werkelijkheid te plaatsen om die van daaruit te begrijpen. Maar wij zijn altijd onderdeel van de werkelijkheid die we zelf waarnemen! En onze eigen positie beïnvloedt onze waarneming. We kunnen dus niet op het standpunt van God gaan staan om de wereld te begrijpen, laat staan op een standpunt buiten God.
Albert Einstein († 1955) besefte dat, en baseerde er z’n onbegrijpelijke relativiteitstheorie op, die o.a. zegt dat niets sneller kan gaan dan het licht, en dat licht soms uit golven en soms uit deeltjes lijkt te bestaan. In een interview legde hij ooit uit dat de mens het wezen van God niet kan kennen: “Ik ben geen atheïst. We zijn als een klein kind dat een enorme bibliotheek binnenstapt met boeken in vele verschillende talen. Het kind beseft dat iemand die boeken moet hebben geschreven, maar weet niet hoe. Het vermoedt vagelijk een geheimzinnige orde in de rangschikking van de boeken maar weet niet welke. Dit lijkt me de houding van zelfs de intelligentste mens ten opzichte van God. Wij zien een heelal dat prachtig geordend is, en gehoorzaamt aan bepaalde wetten, maar we begrijpen deze wetten slechts vaag. Onze beperkte geest kan de mysterieuze kracht niet vatten waardoor de constellaties worden bewogen.”
Voor Einstein was verbeelding belangrijker dan kennis. We kunnen denken over het denken, en dat is de basis van onze vrijheid, onze individualiteit en creativiteit. Daar gebruiken we onze hersenen voor, maar we vallen er niet mee samen. Redeneringen van Swaab, Hawking e.d. zijn puur materialistisch, en verwijzen alles wat met liefde, vertrouwen, hoop en geloof te maken heeft naar het rijk der fabelen. Voor mij is het eerder omgekeerd: liefde, vertrouwen, hoop en geloof zijn zichtbare en voelbare krachten die deze materiële wereld kunnen veranderen. Daarom waren ze er het eerst, ‘in den beginne’. Inderdaad: we kunnen dat niet in een laboratorium bewijzen. Zijn ze daarom een product van onze hersenen? Wie het leven leeft, wie hoopt, gelooft en liefheeft weet wel beter.
In de dienst met jong en oud van 3 juni, met als thema ‘Meer dan ons brein’, zijn we getuige van een gesprek van een wetenschapper met een gelovige student. Die student was Albert Einstein, en hij maakt zijn professor duidelijk dat niet alleen geloof gebaseerd is op vertrouwen, maar dat voor de wetenschap precies hetzelfde geldt.