In memoriam Ronald de Boer
* 4 mei 1958 - † 30 januari 2015
And I'm far, far away
with my head up in the clouds
And I'm far, far away
with my feet down in the crowds
Lettin' loose around the world
But the call of home is loud still as loud
Uit dit nummer van Slade (Far, far away), spreekt een groot heimwee naar een huis; het gaat over iemand die z'n zorgen van zich af wil laten vallen, of z'n toekomst probeert los te laten, en wel ziet wat er op z'n pad komt. Maar van dat verleden komt hij nooit helemaal los. Je vroegste jeugd is bepalend voor de rest.
En zo leuk was Ronalds jeugd niet: er was – zacht gezegd – geen harmonie thuis. Dat grote witte huis aan de Hoofdstraat, dat z'n ouders hadden geërfd van de twee ongetrouwde dames Smit, bij wie ze ook nog een poos hadden ingewoond. Vader werkte nog op Maarhuizen, als arbeider bij de vader van Duurt de Vries, later op de boerderij aan de Voslaan, waar de familie Jeuken nu woont, en ook nog op de meelfabriek in Uithuizermeeden. Een norse, hoekige man. Z'n moeder kwam uit Enschede, zat in de gezinsverzorging. Ronald was gek op z'n moeder.
Maar hij zat tussen twee vuren in, omdat het niet boterde tussen die twee, en hij trok zich het liefste terug op z'n kamer, z'n "muziektempel". Daar zette hij de muziek lekker hard aan, zo hard, dat z'n moeder wel eens met een stok tegen het plafond bonkte. Die terugtrekkende beweging was kenmerkend, voor z'n hele leven.
Op school was het geen hoogvlieger; een bescheiden, onopvallende jongen. Een paar trouwe vrienden had hij. Na de lagere school ging hij naar de LEAO, en maakte daarna zelfs de MAVO af. Hij stortte zich op het huiswerk, ja , hij bleek zelfs een strebertje... Ronald was erg sportief, dat had hij dan van z'n vader. Voetballen, schaatsen, slagbal, schaken en dammen, overal was hij wel goed in. Zeker in voetbal: zou hij niet de nieuwe Johan Neeskens worden? Maar toen hij een keer z'n been gebroken had, kwam hij nooit meer terug op het oude niveau; hij durfde ook niet meer zo goed, uit angst dat het weer een keer zou gebeuren.
Uitgaan naar de disco was niet aan hem besteed, noch aan de andere jongens. Pas later gingen ze uit, naar het Café de Paris in Zuidlaren, naar de Pub. Wél weer de Beestenmarkt – dat was gezellig, en daar hielpen ze de boeren.
Ook al was Ronald een knappe jongen om te zien, hij had er niet veel vertrouwen in dat het nog eens wat zou worden met een meisje. Hoewel in een van z'n fotoalbums dan plotseling wel weer een foto opduikt van een dame met halflang blond haar. Maar die fotoboeken die bleven meestal gesloten, zoals hij zelf een gesloten boek bleef.
Hans Pettinga sprak uitvoerig over de tijd dat ze in Libanon zaten. Na die tijd werd het er niet beter op. Ronald trok zich nog meer terug. Er was wel sprake van korte dienstbetrekkingen bij het kadaster en bij het Ziekenfonds. Hij bloeide op toen hij bij Ad Schuuring op de Borgschool aan het werk kon als banen-pooler. Moeder was blij dat hij een baan had. Je kon alles aan Ronald vragen, hij deed het meteen. Hij was manusje van alles, conciërge, vliegende keep, het paste bij hem, en hij nam Ad enorm veel werk uit handen. Maar hij bleef op afstand – met schoolweekenden ging hij niet mee. Bij Ads afscheid in werd een foto gemaakt, Ronald moest er ook op, hij wilde dat niet, maar Ad stónd er op. Hij staat erop in dezelfde trui die hij nu ook op z'n laatste reis aan heeft.
Ook werkte hij nog op de Piramiden, waar hij ook voor iedereen klaarstond, maar toen hij z'n baan kwijtraakte, was dat voor Ronald een grote slag. Hij vond het verschrikkelijk, hij was het doel in z'n leven kwijt, z'n ritme. Hij was verdrietig, snapte het niet maar dat liet hij niet zien: hij deed er luchtig over, en werd onverschillig.
Sindsdien ging het thuis ook bergafwaarts, het ontbrak hem aan moed en in-spiratie. Ronald trok zich nog meer terug, kampeerde in z'n eigen huis, en vrijwel z'n enige gang naar het dorp was de gang naar de Spar. De hele dag had hij TV Noord aan, ook in Winkheem. Hij was erg geïnteresseerd in het nieuws.
Verder dan de voordeur kwam je meestal niet; op uitnodigingen om langs te komen ging hij niet in. Shag en een biertje, dat was z'n enige vermaak, bijna tot z'n laatste snik. 'Niet geboren voor het geluk' – zoals Hans al zei. Ronald heeft z'n leven lang een huis gezocht, of beter nog: een thuis. Hij heeft dat van huis uit niet meegekregen, en hij heeft het nooit gevonden. We mogen geloven dat hij is opgenomen in het eeuwig huis, waar psalm over spreekt, en waar ik nu mee eindig.
Mijn herder is de Heer,
het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Hij brengt mij in een oase van groen,
daar strek ik mij uit aan de rand van het water,
daar is het goed rusten.
Ik kom weer tot leven,
dan trekken wij verder,
vertrouwde wegen, Hij voor mij uit.
Want God is zijn naam.
Al moet ik het duister in van de dood,
ik ben niet angstig,
U bent toch bij me,
onder uw hoede durf ik het aan.
Gij nodigt mij aan uw eigen tafel,
en allen die tegen mij zijn moeten het aanzien:
dat Gij mij bedient, dat Gij mij zalft,
mijn huid en mijn haren,
dat Gij mijn beker vult tot de rand.
Overal komen geluk en genade mij tegemoet,
mijn leven lang.
En altijd kom ik terug in het huis van de Heer,
tot in lengte van dagen.
Programma 'De Nalatenschap' in het teken van Ronald de Boer
Op 30 januari jl.overleed ons gemeentelid Ronald de Boer. Zijn vermogen liet hij na aan het Leger des Heils. In het programma 'De Nalatenschap' (omroep Max) van afgelopen dinsdag was hier uitgebreid aandacht voor. Het levensverhaal van Ronald komt aan bod en diverse Winsummers die hem hebben gekend vertellen over hun herinneringen aan hem. Een mooi eerbetoon! De aflevering is terug te zien via deze link >>>>>