Preek zondag 24 juli 2016

Lezen: Genesis 18:20-33 en Lucas 11,1-13

Is dat eigenlijk wel bidden, wat Abraham doet? Nee, hij lijkt hier meer op een advocaat, een pleitredenaar. En God is de rechter-commissaris, de onderzoeker. Mooi toch eigenlijk dat in de Bijbel verhalen staan die God zo dichtbij brengen, zo dichtbij als Abraham, die niet voor niks de vader van alle gelovigen heet. Is dat omdat Abraham zo’n supergelovige was? Iemand die geen twijfel kent, geen vragen? Nee, dan kijken we met een te moderne bril naar dit verhaal. Abraham was bovenal: de rechtvaardige, de tsaddik. Iemand die z’n eigen belangen opzij heeft gezet voor de zaak van God. Hier, in het verhaal over Sodom en Gomorra, dwingt Abraham God om stil te staan bij wat rechtvaardig is: eerst is God aan het woord:

Dan zegt de Ene: het schreeuwen uit Sodom en Gomorra is overvloedig en hun zonde zwaar, bovenmate, laat ik toch neerdalen en zien: het geschreeuw uit haar dat tot mij is gekomen,hebben ze het gedaan, alles daar, of niet,- ik wil het weten!

Wat was dat geschreeuw dat tot God kwam? Wat was de zonde van Sodom? Volgens de rabbijnen wordt met het geschreeuw bedoeld: het schreeuwen van een meisje, zij had in haar waterkruik eten gesmokkeld voor de armen. Hierom veroordeelden de bewoners het meisje tot de marteldood. Ingesmeerd met honing werd zij opgegeten door de mieren. En haar geschreeuw was volgens de joodse uitleggers het schreeuwen dat opklonk uit deze steden… en dat door de Eeuwige werd gehoord.In Sodom en Gomorra heerste de wet van het ieder voor zich, en werd met name de wet van de gastvrijheid met voeten getreden. 

Is dat niet gewoon ook onze wereld – waarin dag in dag uit mensen worden gemarteld en gedood en zelfs een jongen van 12 jaar wordt onthoofd? Geen wonder dat God er genoeg van heeft; dat hebben wij toch ook? Dat is toch niet een wereld waarin wij willen leven? Geen wonder dat steeds meer mensen zich afsluiten voor het nieuws, de TV laten voor wat hij is, en in de strip van Trouw iedereen naar een nieuwsvrije camping gaat, zonder meningen en zonder politiek.

Dat had Abraham ook kunnen doen: zich afkeren van die door en door slechte wereld. Dat had God ook kunnen doen, en een keer hééft ie het gedaan, door de boel onder water te laten lopen, zo teleurgesteld en boos was hij over wat de mensen ervan gemaakt hadden, of liever gezegd: over wat ze er niet van gemaakt hadden. Maar Hij kreeg er spijt van, en zou het nooit meer doen. In Noach sloot Hij een verbond, en gaf als teken daarvan de regenboog.

Dat betekende niet dat het vanaf toen allemaal koek en ei was – nee: de vrije wil van mens brengt hem tot de afgrond. Maar Abraham gaat nu tussen God en die afgrond in staan, en als een ouwe sjacheraar eens zien tot hoever hij kan gaan. Vijftig, vijftig min 5, 45, 30, 20, 10. Dat is toch wel het minimum wat nodig is. En elke keer zegt God: omwille van die rechtvaardigen zal ik de stad niet vernietigen. En het verhaal zegt ons eigenlijk: God ziet – ondanks die overmacht aan kwaad – het goede, hoe klein dat ook is. Dat heet gerechtigheid: het goede zien, hoe weinig het ook is. Daarom heet Abraham de Vader van alle gelovigen: omdat hij God bij de les houdt, en omdat hij het vertrouwen heeft dat Gods beslissing goed is.

We kunnen dit toepassen op de wereld om ons heen en op onszelf: als wijzelf vinden dat ons leven mislukt is, zal God altijd nog iets vinden dat goed is, en als wij de wereld mislukt vinden ziet God altijd nog hoop voor de toekomst. Anders had Hij z’n zoon niet naar ons gezonden. Jezus, de rechtvaardige bij uitstek. Zoals Johannes zegt:

God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te veroordelen, maar om door Hem de wereld te redden. (Jh 3,17)

Wie zijn wij dan om de wereld, of onszelf te veroordelen...

En zo kom ik op Jezus, en hoe wij moeten bidden. Dan klinkt het Onze Vader, korter dan bij Mattheus, en daarom nog meer tot de kern teruggebracht. Maar eerst wat het gebed NIET is: het is géén verplicht nummer, en het is al helemaal geen verlanglijstje. Bidden is iets wat ons zet op het spoor van Abraham, de vader van alle gelovigen.

Het is, in mijn woorden: onderweg zijn, op weg naar Gods nieuwe wereld, en daarvoor stáán. Het is: kijken met Gods ogen naar de wereld en naar ons eigen leven, het goede zien, het goede doen, hoe weinig we er soms ook van bakken. Vallen en opstaan, en steeds opnieuw beginnen. Bidden is: dat we ons dat steeds voor ogen houden. dat we telkens weer de bril zoeken waarmee we Gods Rijk kunnen zien. Wie die bril opzet zal zíen dat het al begonnen is.

En nu kijk ik wat nauwkeuriger naar dat gebed:

1. “Laat uw naam geheiligd worden.” Dat is een vaste uitdrukking in de joodse traditie, die – schrik niet, betekent: martelaarschap. Dat is niet alleen: lijden of sterven voor het geloof, maar bovenal: getuige zijn van het geloof: getuigen niet door met sandwichborden door de stad te lopen, of te pas en te onpas met mensen over het geloof praten, nee, het is: gerechtigheid doen, in de betekenis waarin ik het net heb uitgelegd: het goede zien temidden van het kwade, en het goede doen als antwoord op het kwade. Dát is: Gods naam heiligen. Daar tegenover staat het ontwijden van Gods naam: dat doe je wanneer je met je mond vrome praatjes verkondigt, maar er niet naar leeft. Hou dan maar liever je mond, en getuig met je leven. Gods naam wordt ontwijd waar mensen lijden door anderen: waar mensen worden gekleineerd en genegeerd, vooral wanneer dat in de kerk gebeurt.

2. Het tweede onderdeel van dit gebed gaat over onszelf: “Geef ons dagelijks het brood dat wij nodig hebben.” Dagelijks, niet voor de rest van ons leven, of zelfs maar de rest van de week, nee, geef ons brood, geef ons kracht, om deze dag door te komen. Wie depressief is, of iets heeft meegemaakt waardoor z’n leven op z’n kop staat, wordt ’s morgens vaak wakker met de gedachte: hoe kom ik de dag door. En ’s avonds blijkt vaak dat je de dag tóch bent doorgekomen. Het is goed om dan dankbaar te zijn voor die éne dag dat je het weer gered hebt, en je af te vragen: wat was het nou dat mij die kracht gaf? Zo word je gebed verhoord.

3. “Vergeef ons onze zonden want ook wijzelf vergeven iedereen die ons iets schuldig is.” Dit deel van het gebed gaat over de gemeenschap waarin in wij leven; over hoe je met elkaar omgaat, en telkens weer een nieuw begin kunt maken. Moeilijk! Want soms liggen dingen ons zwaar op de maag, willen we wel vergeven, maar kunnen niet vergeten, en voelen ons dan ook nog eens schuldig als dat niet lukt. Ik noem dat altijd maar de losse eindjes van ons leven, de dingen die niet af zijn, niet uitgesproken, niet vereffend. Zoals de dichter zegt:

Wat ik gewild heb
wat ik gedaan heb
wat mij gedaan werd
wat ik misdaan heb

Wat ongezegd bleef
wat onverzoend bleef
wat niet gekend werd
wat ongebruikt bleef

Al het beschamende,
neem het van mij.
en dat ik dit was en geen ander.
Dit was mijn liefde.
Dit ben ik.

Wie dat kan zeggen, vergeeft daarmee ook zichzelf, laat de hoge eisen los die hem soms z’n leven lang op z’n nek hebben gezeten: Dit was het, dit ben ik. En de rest? Ik leg het in uw hand. Met de woorden van de psalmist:

Leg uw leven de Heer in de hand, bouw op hem: hij zal het volvoeren. (Ps.37:5 Vert.Ida Gerhardt)

4. En zo kom ik op het laatste: "Breng ons niet in beproeving" Nou, dat betekent heel simpel: Volhouden, en je niet van de wijs laten brengen.

Er valt nog veel meer over het gebed te zeggen1, maar voor vandaag laat ik het hierbij. Ik wens u, mij, ons allen toe, dat wij op de juiste manier leren bidden. Omdat wij alleen zó Gods nieuwe wereld zullen zien. 

Ds.Ignace Frénay

1 Over ditzelfde thema hield ik drie jaar geleden ook een preek