Jannie van Dijk-Rusthoven

* 10 januari 1943 - † 31 oktober 2016

Haar overlijden kwam onverwacht – ze zakte zomaar ineen, voor haar bed in de Twaalfhoven. Hoe wrang was het dat zij, die daar altijd vrijwilligster was geweest, nu zelf als patiënt was opgenomen in Wierdezoom.

De manier waarop Jannie haar ziekte droeg was een voorbeeld voor menigeen. In korte tijd kon ze vrijwel niks meer. Was ze – ook na Kors overlijden – een actieve, sportieve vrouw, fietsen, tennissen, nu was ze aan bed gekluisterd, en later aan haar scootmobiel.

Hun huwelijkstekst was: “Ken Hem in al uw wegen, dan zal Hij uw paden recht maken.” Of, zoals de Bijbel in gewone taal dat zegt: “Denk aan hem bij alles wat je doet, dan zal hij je helpen.” Ken hem in ál uw wegen. In goede én in kwade tijden. En altijd hield ze vast aan dat geloof, in goede én in kwade tijden, ook al vroeg ze zich wel eens af: waarom? Maar ze klaagde vrijwel nooit, ze bleef positief, zoals ze dat haar hele leven was geweest. Altijd hoopte ze op verbetering, al zou het maar ietsje beter gaan. En als het ietsje beter ging, dan versterkte dat weer haar hoop, en was ze dankbaar dat ze er nog was. Vooral voor haar kinderen en kleinkinderen, die – zoals ze altijd zei – in een kring om haar heen stonden.

Die kring was voor haar van levensbelang, tijdens haar leven, maar vooral tijdens haar ziekte. En die kring hoefde voor haar ook niet veel groter te zijn, vooral niet in het begin, toen ze nog op de neuro-IC lag: anderen, die haar ook graag wilden bezoeken, kwamen daardoor wel eens tekort. Maar ze kon het niet, ze wilde het niet. Ze wilde ook niet dat mensen haar zo zagen. Die grote kring om haar heen stuurde kaartjes, heel trouw, ze was er ontzettend blij mee. Het medeleven, vanuit alle clubs waar ze bij hoorde, vanuit de kerk, het geeft haar geholpen om het vol te houden, om positief te blijven.

Altijd was ze actief geweest, en na Kors overlijden misschien nog wel meer dan daarvoor – en soms kreeg je de indruk dat ze het huis ontvluchtte. Dat huis waar ze zo lang gewoond hadden, dat het centrum was geweest van het gezinsleven, en waar ze zo gelukkig was. Iedereen was er altijd welkom, zelf was ze er, met een kopje thee, als je thuiskwam om te horen hoe het op school was geweest.

Haar leven bestond uit dienstbaarheid, er-zijn voor een ander, vooral in de praktische dingen: oppassen, hoewel ze geen vaste afspraken wilde, de omasoep en de oliebollen, een echte knuffeloma. En altijd alles zelf regelen, tot in de Twaalfhoven toe: stil zijn voor tafel, die moest koffie pakken, en die de kopjes, Jannie regelde het wel. Ze draaide haar hand niet om voor de moderne media: haar tablet en smartphone stelden haar in staat om contact met de buitenwereld te onderhouden: wordfeuden met vriendinnen, soms tot laat in de avond, appen met kinderen en kleinkinderen.

Ze was met weinig tevreden, had liever drie goedkope vakanties per jaar dan één dure. Dat had ongetwijfeld ook te maken met haar eigen jeugd. Aan al die activiteit kwam plotseling een eind, twee jaar terug, zoals er ook plotseling een eind kwam aan haar leven, afgelopen maandag. En wat ze vroeger tegen de kinderen zei, als ze bang waren in het donker, dat zei ze nu tegen zichzelf: de Heer waakt over me. Hij was er altijd, ook al waren er momenten dat ze het niet zag. En zijn engelen staan nu als een kring om haar heen, om haar te beschermen, en haar te leiden naar haar uiteindelijke rustplaats, in het eeuwig licht, bij God (Ps.91).

Ds. Ignace Frénay