* 12 februari 1929 - † 22 november 2016
Bertha Woldenga was een geliefde en zorgzame moeder, oma en overoma, die een lang leven heeft gehad, om in dankbaarheid op terug te kijken. Ze hield van het land, van de natuur, van dieren. En ze moest uitzicht hebben, ver weg kunnen kijken, de horizon zien. Als er maïs voor haar huisje groeide vond ze dat vreselijk, en ook de mist moest maar zo snel mogelijk optrekken, want dan had ze weer uitzicht. Dat huis in Den Andel, waar ze zo gelukkig was geweest, met haar man Jan en met hun drie kinderen; waar de kleinkinderen altijd welkom waren, en verwend werden met allerlei lekkers, maar vooral met liefde en aandacht.
In 2008 moest ze afscheid nemen van Jan, de man met wie ze bijna 55 jaar was getrouwd. Ze hadden elkaar in Westernieland ontmoet, Jan was haar verjaardagscadeau, zei ze. Het was februari toen ze verkering kregen, en Bertha was bijna jarig. Vandaar. Bijna vijf jaar lang kwam hij drie keer per week langs, vanuit ’t Humsterland, ‘altijd fluitend en zingend’. Ze trouwden in 1953, en na zeven jaar kwamen de kinderen, waar ze enorm blij mee waren, net als later met de klein- en achterkleinkinderen.
2005 was een moeilijk jaar voor ze. Bertha was ernstig ziek geweest en net weer terug uit het ziekenhuis. Maar ze was nog maar net weer thuis toen Jan een hersenbloeding kreeg. Het hondje Tommie waar Jan altijd mee wandelde waarschuwde Bertha. Hij kwam in de Twaalfhoven terecht, waar zij hem elke dag bezocht, zoals ze vroeger altijd trouw haar moeder in Westernieland had bezocht.
Zo was ze: trouw en zorgzaam, in goede maar ook in kwade dagen. En nu dit Jan was overkomen: dan moesten ze het maar nemen zoals het was, daar in de Twaalfhoven. Dan zaten ze naast elkaar, op hun vaste plek in een nis. Als Bertha er niet was, wachtte Jan daar. Hij kon niet meer praten, maar met een handgebaar maakte hij duidelijk dat je niet het lef moest hebben om daar te gaan zitten, want dat was Bertha haar plekje. Jan bleef de vrolijke man die hij altijd geweest was. Zo goed en zo kwaad als het ging brachten ze die laatste jaren samen door en groette hij iedereen met de arm die het nog deed.
Bertha hield vast aan haar traditionele geloof. Elke zondag was ze in de kerk van Den Andel te vinden. Toen er sprake was van een streekgemeente, en men ook in Baflo ging kerken, deed Bertha daar niet aan mee. De kerk hoort in het dorp, vond ze. En ook met andere soorten van geloven had ze niet veel op. Zingen vond ze prachtig, vooral geestelijke liederen. Als er in de Twaalfhoven een dienst was, of een zangmiddag, ging ze daar altijd heen.
Bewonderenswaardig hoe ze al die veranderingen in haar leven opnam. Haar trouwtekst, “Zie, Ik maak alle dingen nieuw” was voor haar niet alleen toekomstmuziek, nee, al tijdens haar leven kwamen die nieuwe dingen, misschien juist wel door de kwetsbaarheid en het verlies heen. En nu mogen we geloven dat de uiteindelijke kwetsbaarheid van ons leven, de dood, de poort opent naar een nieuw leven, bij God.
De dichter Rutger Kopland schrijft over het afscheid:
Weggaan is iets anders
dan het huis uitsluipen
zacht de deur dichttrekken
achter je bestaan en niet
terugkeren. Je blijft
iemand op wie wordt gewacht.
Bertha Woldenga moest twee keer de deur achter zich dichttrekken: toen ze niet meer thuis kon wonen, en naar de Twaalfhoven moest, en afgelopen dinsdag, toen ze de deur van dit leven achter zich dichttrok. Ze was er zelf altijd zo alert op: vergeet je de deur niet op slot te doen? En nu is de deur dicht – definitief – zo lijkt het.
Maar we mogen geloven dat zich nu een andere deur heeft geopend: de deur naar eeuwig leven, naar het weerzien met wie haar lief waren, haar ouders, haar zus Anje, haar man Jan, en haar te vroeg overleden achterkleinkind Thom. Want wat hier op aarde in liefde verbonden was heeft eeuwigheidswaarde. Zoals haar lutje wichtje Gerdie schreef: “Voor altijd in mijn hart ook jij bent nu een prachtige ster.” Moge dat de familie tot troost zijn bij het verdriet om haar heengaan.
Ds. Ignace Frénay