Beste mensen,
Vandaag zijn we hier bij elkaar gekomen om de laatste eer te bewijzen aan Ronald. Ik vertel iets van mijn eigen herinneringen aan hem:
Ronald en ik waren klasgenoten op de Borgschool. Ook waren we lid van VIBOA. Voetballen deden we graag en veel. Als we in korte broek speelden, vielen de dunne benen van Ronald erg op. Je keek wel uit om hem zwaar te tackelen. Hij was behoorlijk vlug en wendbaar, maar maakte ook vaak wat wilde bewegingen. Tijdens een jeugdtoernooi op het Viboa-hoofdveld aan de Schouwerzijlsterweg deed Ronald een ultieme poging om een bal te achterhalen op een wat ongecontroleerde manier. Hij smakte tegen de grond. De schreeuw en het gekerm die er op volgden gingen ons door merg en been. Het toernooi was opeens voorbij, want Ronald had overduidelijk zijn been gebroken. Dat was van grote afstand te zien. Dat maakte enorme indruk op mij en de andere voetballertjes. In de herstelperiode die daarop volgde ben ik heel veel en vaak bij hem thuis geweest. Gewoon voor steun en gezelligheid. Zijn been herstelde en de wat intensievere contacten gingen weer naar het klasgenotenniveau van daarvoor.
Na de basisschool gingen onze wegen uiteen. Ronald ging in Groningen naar school. Ik in Winsum.
Dan zie je elkaar minder vaak. Soms een toevallige ontmoeting in het dorp of in de Pub.
Onze wegen kwamen weer samen, toen we onze militaire dienstplicht vervulden. We ontmoetten elkaar in de eetzaal in de JWF-kazerne in Zuidlaren. De reden: We waren allebei geselecteerd als "aangewezen vrijwilliger" voor een vredesmissie naar Libanon. Geruststellende gedachte was dat: Een vredesmissie.
Terwijl Noord Nederland in de winter van 1978/1979 gebukt ging onder sneeuwoverlast, ging de Libanonmissie van start. Op 27 februari 1979 vertrok ik met een groep van ongeveer 80 man als kwartiermakers naar Libanon. De hoofdmacht van zo'n 800 man volgde op 10 maart. Ronald zat daar bij. Een paar dagen later was de overdracht van het gebied, dat tot dan gecontroleerd werd door Franse paramilitairen. De Nederlandse manschappen zaten verspreid over het hele gebied. Velen zagen elkaar na aankomst niet of nauwelijks terug. Het heeft een hele tijd geduurd, voordat ik wist waar Ronald zat. Ik was chauffeur op een VW personenbus en werd soms op een drietonner ingezet voor de watervoorziening op de verschillende posten met Nederlandse militairen. Zo vrij als het lijkt, chauffeur zijn, was het niet. Transporten reden we meestal in konvooi, omdat alleen rijden gewoon gevaarlijk was. Op deze manier liep ik dus René de Graaf uit Sauwerd en Ronald tegen het lijf. Ze zaten samen op een post. We hebben toen even samen gesproken. Daarna nog wel een paar keer, maar het werk ging ook gewoon door. Dus vrij vluchtige contacten. Zeg maar: Op het klasgenotenniveau.
Ik noem u de datum 4 mei 1979. Het nieuws van die dag:
• Ronald de Boer vierde zijn 21e verjaardag in Libanon en mocht zich "volwassen" noemen.
• Op dezelfde dag sneuvelde de eerste UNIFIL-militair: Siebe Boonstra. En nog wel door een kogel van een maat die naast hem stond en zijn patroonmagazijn in zijn wapen klapte, als voorbereiding op een patrouille. Het wapen ging af en Siebe werd dodelijk geraakt. Een trieste gebeurtenis die nog maar eens kraakhelder maakte dat er zelfs risico's kleven aan een vredesmissie. In dit geval nog wel uit onverwachte hoek.
Mijn Libanonmissie eindige een paar weken eerder dan die van Ronald. Mijn diensttijd zat er eerder op. Ronald was een lichting later opgekomen dan ik.
En dan:
Als blijk van waardering krijg je aan het eind van je missie een VN-medaille met een oorkonde en een medaille van de Nederlandse regering. Je blauwe baret is een blijvende herinnering aan een tijd van kameraadschap, plichtsbesef, opoffering, spanning en nog veel meer. Ronald had na de missie geen belangstelling voor het bezoeken van reünies, veteranendagen of -bijvoorbeeld- aan een terugkeerreis, zoals ik die met een groep Unifillers in 2012 gemaakt heb.
Vraag het aan "bijna" elke Unifiller: Van die baret en je medailles doe je nooit afstand. Ik heb het Ronald ook horen zeggen, toen we het weer eens over onze Libanontijd hadden. Daar was hij heel duidelijk over. En op de baistemaart van 2012 wilde Ronald alles weten over mijn ervaringen tijdens de terugkeerreis eerder dat jaar. Dus hebben we een tafeltje opgezocht bij "Theo en Rie" en zijn gaan praten. Zaten we ook mooi dicht bij de bierpomp!
Ik hoor dat Ronald weinig tot niets los liet over zijn Libanontijd.
Als wij elkaar troffen -meestal jaarlijks op de baistemaart- kwam het onderwerp altijd wel even ter sprake. Zoals gezegd hebben wij niet echt veel samen "dingen" meegemaakt in Libanon. Wel hebben we elk onze eigen ervaringen gehad in die tijd. Bijvoorbeeld mortierbeschietingen. Dat is bloedlink als je in een tent slaapt. We hadden niks anders.
Een té spannende film op TV kun je uit zetten. Een missie gaat dag en nacht door. Ook als je even geen dienst hebt, ziek bent, slaapt, of als je bulderend van de lach lekker om de stamtafel zit met je makkers. Dat gebeurde gelukkig ook regelmatig.
Maar: Iedereen beseft tijdens een missie aldoor, dat de situatie van het ene op het andere moment kan omslaan van rust naar topspanning. Dat geeft een niet aflatend gevoel van -op z'n minst latent aanwezige- spanning. Daar moet je mee omgaan op een manier dat je toch goed kunt functioneren. Dat gaat niet iedereen altijd even goed af.
Als militaire veteranen onderling met elkaar spreken over "situaties" die ze mee maakten, kan dat vaak in halve zinnen. De ander weet onmiddellijk welk "onderbuik gevoel" er bij hoort. Als je als veteraan probeert een "niet veteraan" exact zo'n situatie uit te leggen, kun je met veel foto's, beschrijvingen, filmpjes of wat dan ook proberen uit te leggen wat je hebt beleefd. Als je gesprekspartner het genoemde "onderbuik gevoel" niet aan den lijve heeft ondervonden, zal hij of zij je nooit helemaal begrijpen. Is niet erg, als je dat maar weet, eventueel uitlegt en accepteert. Juist hier ontstaat veel gevoel van frustratie en onbegrip bij veteranen. Wat natuurlijk ook voorkomt, is dat een veteraan zijn herinneringen in het hoofd "achter een luikje" heeft gestopt, waarvan hij heeft besloten het dicht te laten voor zichzelf of voor buitenstaanders. Hoe dat bij Ronald precies zat, kan ik niet zeggen. Wij spraken samen wel over lastige belevenissen.
Wat levert een terugblik op het leven van Ronald op:
• Als je de film van het leven van Ronald terugdraait dan krijg je sterk de indruk dat hij "niet voor het geluk geboren" is. Dan betrek ik er meer zaken bij, dan wat ik zojuist benoemde.
• Hij heeft, voor zover ik weet -behalve ons hier aanwezig- geen familie of nabestaanden. Grote kans dat hij in de vergetelheid verdwijnt als straks de kist met zijn lichaam de oven in glijdt.
• Ik ben daar tegen!
Hoe dan?
• Tegen degene die tot taak heeft de spullen van Ronald op te ruimen zou ik willen zeggen: "Gooi alstublieft zijn blauwe baret, de medailles en andere UNIFIL-herinneringen niet weg!"
• Wat zou het geweldig zijn als de voormalige Borgschool een klein herinneringsplekje zou inrichten, waar de UNIFIL-spullen van Ronald heen zouden kunnen. Daar is ook een goed educatief verhaal van te maken.
• In 2015 krijgen alle UNIFIL-militairen nog een draaginsigne uitgereikt. Dat komt vast in het nieuws. Wat zou het mooi zijn als tegen die tijd een klein berichtje in de "Winsumer Wiekslag" verschijnt: "Borgschool eert oud-leerling en oud conciërge Ronald de Boer postuum!"
• Het is een suggestie, die ik hier naar voren breng.
Zodat ook anderen Ronald niet vergeten!