Preek 'Wil de echte Herder opstaan'

Lezen Ezechiël 34: 1-10 en 11-16 

   EzechielEzechiël 34: 1- 10 1De HEER richtte zich tot mij: 2'Mensenkind, profeteer tegen de herders van Israël, profeteer en zeg tegen hen: "Dit zegt God, de HEER: Wee jullie, herders van Israël, want jullie hebben allee n jezelf geweid! Horen herders niet hun schapen te weiden? 3Jullie eten wel van hun kaas, jullie gebruiken hun wol voor je kleren en jullie slachten de vette dieren, maar de schapen weiden, dat doen jullie niet. 4Zwakke dieren hebben jullie niet laten aansterken, zieke dieren niet genezen, gewonde dieren niet verbonden, verjaagde dieren niet teruggehaald, verdwaalde dieren niet gezocht – jullie hebben de dieren hard en wreed behandeld. 5Zonder herder raakten ze verstrooid, en werden ze door wilde dieren verslonden. Mijn schapen zijn verstrooid, 6ze dwalen rond in de bergen en hoog in de heuvels; over heel het aardoppervlak raken ze verstrooid, en er is niemand die naar ze omziet, niemand die naar ze op zoek gaat. 7Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER: 8Zo waar ik leef – spreekt God, de HEER –, mijn schapen hadden geen herder, ze werden weg geroofd en door de wilde dieren verslonden; en jullie, herders, keken niet naar mijn schapen om, jullie hebben alleen jezelf geweid maar niet mijn schapen! 9Daarom, herders, luister naar de woorden van de HEER: 10Dit zegt God, de HEER: Ik zal de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden. Ook zullen ze niet langer zichzelf weiden: ik zal mijn schapen uit hun mond redden, ze zullen ze niet meer eten!

Je zal maar profeet zijn, in een vreemd land in ballingschap wonen en dan van je 'Baas' de opdracht krijgen de leiders, de herders van je ontheemde volk ook nog eens de pin op de neus te zetten. Alsof de verdrijving uit eigen land nog niet genoeg is! Hen nog eens duidelijk inwrijven dat de hele beroerde situatie in Balylonie hun schuld is. Het is Ezechiël die deze klus moet klaren. We weten niet of Ezechiel, de aalmoezenier van de ballingen, wel zo blij was met deze opdracht.
Want die klus liegt er niet om. Hij moet een spiegel voorhouden aan al degenen die geroepen zijn, geroepen waren leiding te geven. En die het hebben laten afweten.
Hij moet de schijnherders kritiseren, de leiders die vooral zichzelf weiden, alleen maar uit zijn op eigen belang.
De herders die hun kudde te grazen nemen in plaats van ze naar grazige weiden te leiden. De herders die het liefste zelf op de vlucht slaan als het moeilijk wordt en geen zorg hebben voor de vluchtelingen. Herders zonder hart voor hun schapen, leiders zonder hart voor de mensen.
En we hoeven alleen maar de krant op te slaan, het journaal te bekijken en we kunnen zo een rijtje namen invullen van zulk soort herders in onze dagen.Voor hoeveel mensen op deze wereld zijn er geen grazige weiden, is er geen fris water, is er geen plek op te schuilen? Waar zijn hun herders? Er is kennelijk niets nieuws onder de zon. 2500 jaar heeft van de mensheid geen betere mensen gemaakt, geen betere leiders, geen herders, hoeders van de medemens.

En dan zegt de Eeuwige ze bij monde van Ezechiël de wacht aan: 'Ik zal de herders straffen en mijn schapen opeisen; zij zullen ze niet meer mogen weiden.'
In een andere vertaling staat: "Ik zal hen zelf als herder ontslaan!"Ze raken hun baantje, hun verantwoordelijkheid kwijt. Zouden ze wel weten wat dat betekent, ontslagen te worden? In onze tijd worden er veel mensen ontslagen , maar dat zijn meestal niet de herders, de leiders. Die krijgen vaak nog behoorlijk wat leeftocht mee. Vaker zijn het de schapen, de werknemers die met niets achterblijven.
Het is forse taal, die Ezechiël moet spreken namens God. De taal van de opstand, van het verzet tegen valse leiders, tegen huurlingen, die zich voor herders uitgeven. Zullen ze wel naar hem willen luisteren? Hoe vaak verzuchten wij niet bij al het wereldleed: hoe kan het dat zij, die on-herders, de dienst kunnen blijven uitmaken? Waarom staat er niemand op om hen tegen te spreken? Waar blijven de profeten? Of zijn ze er wel en kunnen of willen we ze niet horen?
Het beeld van de Eeuwige als herder is een enorm maatschappijkritisch beeld. Niemand kan zich nog straffeloos herder noemen en intussen alleen zijn eigen belang dienen. Hij zal, geloven wij, ooit gemeten worden naar het beeld van de Eeuwige, die herder is van alle mensen en wiens hart uitgaat naar de zwakken, de gewonden, de verdwaalden, de verstrooiden, de hopelozen. Want......

HerdersEzechiël 34: 11 - 16
11Dit zegt God, de HEER: Ik zal zelf naar mijn schapen omzien en zelf voor ze zorgen. 12Zoals een herder naar zijn kudde op zoek gaat als zijn dieren verstrooid zijn geraakt, zo zal ik naar mijn schapen op zoek gaan en ze redden, uit alle plaatsen waarheen ze zijn verdreven op een dag van dreigende, donkere wolken. 13Ik zal ze uit alle volken terughalen en uit alle landen bijeenbrengen, ik zal ze naar hun eigen land laten terugkeren. Op de bergen van Israël en bij de waterstromen zal ik ze weiden, overal in het land waar mensen wonen. 14Ik zal ze laten grazen op een goede weide, ook hoog in de bergen van Israël zullen ze gras vinden; op Israëls bergen zullen ze rusten op groen grasland en in een grazige weide. 15Ikzelf zal mijn schapen weiden en ze laten rusten – spreekt God, de HEER. 16Ik zal naar verdwaalde dieren op zoek gaan, verjaagde dieren terughalen, gewonde dieren verbinden, zieke dieren gezond maken – maar de vette en sterke dieren zal ik doden. Ik zal ze weiden zoals het moet. "Ik zal recht spreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken, tussen de vette en de magere schapen"

Wat zegt dat bijbelse beeld van herder en schaap ons vandaag eigenlijk nog? Ja, we begrijpen heus wel dat het een metafoor is, een beeld. Maar waar staat dat beeld ten diepste voor? Gedurende mijn kinderjaren was ik vertrouwd met het beeld van een herder. Letterlijk met een beeld. Ik kom uit een katholiek gezin, waar traditiegetrouw beelden aanwezig waren. Zo stond er op mijn slaapkamertje een beeld van een herdertje, een beetje rubensachtig mollig jongetje, dat rustte tegen een boomstronk met aan zijn voeten een schaapje. Jezus als de goede herder, zei mijn moeder. Lieflijk, romantisch, dat was zo lange jaren mijn beeld van een herder. Hoe zou ik anders weten, stadskind, opgegroeid op een bovenhuis.
Mijn beeld van een herder veranderde 180 graden in het begin van de jaren zestig van de vorige eeuw. In de katholieke eredienst werd de landstaal ingevoerd en gingen we liederen in het Nederlands zingen in plaats van in het Latijn. In allerijl werd er op de lagere school, waar ik als onderwijzeres werkte, een kinderkoor opgericht. Veel van die kinderen zongen bij de Leidse Sleuteltjes en hadden geschoolde stemmen. Zij mochten in de kerk de Nederlandse liederen leren aan de kerkgangers.

En daar hoorde ik voor het eerst de woorden van Psalm 23 in het Nederlands: "Want mijn herder is de Heer, nooit zal er mij iets ontbreken." Heel diep in mij werd er iets geraakt. Het is dat ik niet zingen kan, anders zou ik met liefde hier ter plekke u deze psalm voorzingen. "Want mijn herder is de Heer, nooit zal er mij iets ontbreken." Maar......als de Heer mijn herder is, dan ben ik een schaap, om het beeld maar even vast te houden. Tja, een schaap.... Vindt u het eigenlijk wel prettig om met een schaap vergeleken te worden? Want dat is toch de suggestie die van de lezing van vandaag uitgaat: dat wij de schapen zijn en dat degenen die ons leiding geven – bij Ezechiël zijn dat de koningen van Israël - herders zijn. Schapen zijn lieve dieren, dat is zeker, vooral als ze je aankijken zoals de schapen dat kunnen met wat melancholische, vragende blik in hun ogen.Maar als iemand tegen mij zegt dat ik schaapachtig lach, voel ik mij niet meteen gevleid. Iemand 'arm schaap' noemen is ook al geen compliment. En we zullen ons ook niet graag laten aansporen tot kuddegedrag. De meesten van ons zullen er niet blij mee zijn om voor een mak schaap uitgemaakt te worden.

En een herder? Je moet al via Google zoeken waar je vandaag de dag in Nederland nog een herder met een kudde kan vinden. Toen ik ter voorbereiding van deze dienst dat inderdaad wilde doen, kreeg ik bij het woord herder eerst alleen een flink aantal verwijzingen naar het hondenras Duitse herder. Is het beeld dat ons in de twee Schriftlezingen van vandaag wordt voorgehouden, niet een hopeloos anachronisme geworden?
Kunnen we nog werkelijk iets begrijpen van de beeldspraak die Ezechiël en de Psalmist in de lezingen van vandaag gebruiken? Die beeldspraak komt uit een verdwenen agrarische cultuur, uit een samenleving van herders en nomaden, uit een wereld waarin het vee een waarborg was voor leven en welzijn en waarin de rijkdom van een persoon werd afgemeten aan de omvang van zijn kudde. Wie goed voor zijn kudde zorgde, wie oog had voor elk dier in zijn stal, zo iemand zou ook goed voor mensen kunnen zorgen, zo iemand zou ook oog hebben voor elk mens, dacht men. Zo'n herder zou niemand verloren laten lopen, zo'n herder zou geen enkel schaap aan zijn lot overlaten. Te kostbaar.

Daarom is het beeld van de herder in de bijbelse geschriften bijna vanaf het begin aanwezig. Praktisch vanaf het moment dat er mensen zijn, worden zij aangesproken op hun zorg voor elkaar, worden zij geroepen om elkaars hoeder, elkaars herder te zijn. Abel is de eerste herder, en daarmee staat hij in schril contrast met zijn broer Kaïn, die weigert de hoeder, de herder van zijn broeder te zijn. Hij heeft het niet begrepen. Daarna zijn bijna alle leiders van het volk van God aanvankelijk herders: zij worden letterlijk van achter hun schapen vandaan geplukt. Abraham, Lot, Isaäk, Rachel – ja gelukkig ook een vrouw in dit rijtje, - 'zij was herderin' zegt Gen. 29:9; herderen is niet alleen mannenzaak -, Jakob, Josef en zijn broers, Mozes, die het volk als een herder bij de uittocht leidt, en ook de koningen in het land Israël worden van het land geplukt: Saul wordt geroepen terwijl hij de ezelinnen van zijn vader zoekt en David terwijl hij de schapen hoedt. En hij wordt voortaan de herder die Gods schapen weidt, zoals de profeet Ezechiël het uitdrukt, iets verder in hetzelfde hoofdstuk waaruit wij vandaag gelezen hebben.

Vanaf David is het herderschap definitief beeld geworden van het leiderschap over het volk van God. Het is een heilig ambt geworden.Als God zichzelf, bij monde van Ezechiel, herder noemt, dan klinkt heel die herdersgeschiedenis uit de Tenach, uit de boeken van het Eerste Testament, mee.Het gehoor van Ezechiel kent die geschiedenis. En als ze hun eigen geschiedenis vergeten lijken te zijn, is het deze profeet die hen er in hun moeilijke situatie aan herinnert. En ze kennen vast ook psalm 23.Want wat is de situatie? Ballingschap. Ezechiel is in 597 na de eerste val van Jerusalem door Nebukadnesar met de eerste groep ballingen weggevoerd naar Babylon, in het Oosten. Na de tweede val van Jerusalem tien jaar later wordt weer een grote groep Israelieten weggevoerd. Weg uit je land, uit je huis, weg van je geboortegrond, niet wetend of je daar ooit weer zal terugkeren. Het lijkt op het verhaal van al die miljoenen vluchtelingen die vandaag de dag over de aarde zwerven en die niet weten waarheen.Zij hebben één geluk: al die ballingen mogen bij elkaar wonen, op een eigen stukje grond. Ze hoeven geen inburgeringscursus te volgen, ze mogen hun eigen taal en zelfs hun eigen godsdienst behouden. Niemand die hen iets in de weg legt. Alleen een tempel hebben ze niet. Het is hun geschiedenis die hen bijeen houdt. Maar het is geen ideale situatie.

Er zijn profeten zoals Ezechiël die hen de boodschap van God moeten doorgeven: jullie hebben het aan jullie zelf te wijten, aan jullie leiders, waar jullie als makke schapen achteraan zijn gelopen. Ook toen zij mij vergaten, en hun eigenbelang voorop zetten zijn jullie hen blijven volgen. En kijk eens waar het toe geleid heeft! Maar meteen daarna klinkt de troost: "Ik zelf zal voortaan jullie herder zijn. Jullie weten toch dat Ik doe wat Ik zeg, dat Ik ben die Ik ben. Jullie weten toch dat Ik jullie nooit in de steek laat? Denk terug aan je geschiedenis, aan hoe Ik jullie uit Egypte heb geleid."
Zo behoort een herder te doen: behoeden, beheren, niemand verloren laten gaan, geluk en welzijn waarborgen.Want zo doet de Eeuwige zelf dat, de herder bij uitstek. Zo wordt Hij ook bezongen in de Schrift en met name in psalm 23: 'De Heer is mijn herder; mij zal niets ontbreken. Hij wijst mij te liggen in grazige weiden, Hij voert mij naar wateren der rust'.

herder met lamWij hebben vaak een romantisch beeld van de herder. 'Op de grote stille heide dwaalt de herder eenzaam rond, en hij breit er aan zijn sokken, op zijn schapen past de hond'. Het is een draak van een liedje uit de jaren '50/'60, ik heb het even opgezocht. Romantiek, rust, vredigheid alom. Maar de herder in Israël was geen slome en dromerige figuur.Hij was een sterke, moedige man. Om zijn kudden heen zwierven hyena's, jakhalzen en wolven op zoek naar een prooi. 
De oosterse herder had meer weg van een Amerikaanse cowboy, dan van een breiende herder op een grote stille heide. Als onderkleed droeg de herder een katoenen tunica, die met een leren gordel werd opgebonden. Zijn bovenkleed was meestal van regenafstotend geitenhaar. Daarin wikkelde hij zich als hij slapen ging. "Zij lagen bij nacht in het veld." Als een arme herder dat kleed als onderpand had moeten geven als inlossing van zijn schuld, moest hij dat voor zonsondergang weer terug krijgen anders zou hij kou lijden (Deut.24:12).

De oosterse schaapherder bezat een puntige stok van 50-60 cm om de wilde dieren op een afstand te houden. Die stok gebruikte hij ook om de schapen te tellen. Hij liet ze dan één voor één onder die stok doorgaan als ze in de kooi gingen. Uit die stok van de schaapherder is de Koninklijke scepter ontstaan.Hij had ook een stafslingerstaf van ongeveer 150 cm. Die vulde hij met gladde kiezelsteentjes . Dat gebruik kennen we van David, die zo Goliath versloeg. Met die steentjes kon hij verdwaalde schapen terug roepen als ze in een diep ravijn dreigden te vallen. Hij verstond de kunst juist dat schaap te raken, dat gevaar liep. Soms was die staf een kromstaf waarmee hij een schaap aan zijn hals naar zich toe kon halen als het in een kloof dreigde te vallen. Die kromstaf kennen we ook nu nog, denk maar aan de staf van Sint Nicolaas. Daaraan denkt de psalmdichter als hij zegt "Uw stok en uw staf, zij geven mij moed". Om bij 'rustige wateren" te komen moest de herder soms een route nemen door een diep dal dat tussen smalle bergspleten door liep. Hoge, overhangende rotswanden kwamen boven de kloof zo dicht bij elkaar dat ze alle zonlicht wegnamen. De schapen kropen dan dicht tegen elkaar aan, maar ze voelden zich toch veilig. Ze voelden: onze herder is bij ons. Hij waakt over ons. Zo zegt de dichter: Zelfs al ga ik door een dal van diepe duisternis, ik ben niet bang, want Gij zijt bij mij. Het leven van de kudde was in zo'n kloof voortdurend in gevaar. Het was ook doodeng. Daar hielden de wolven zich schuil die de schapen wilden verscheuren, en de dieven die de schapen wilden stelen. Daarom moest de herder 's avonds de schapen altijd weer tellen. Waren ze allemaal wel mee gekomen? Of was er soms eentje verloren gelopen?

 waterenDe herder bracht de schapen ook naar plekken waar ze konden drinken. Meestal waren daar ook andere herders met hun schapen. De schapen liepen dan allemaal door elkaar heen.Een buitenstaander zou zich kunnen afvragen welke schapen bij welke herder behoorden. Elke herder hoefde echter maar even zijn stem te laten horen, of de schapen maakten zich los uit de grote groep en volgden direct hun eigen herder. De schapen herkenden onmiddellijk de stem van hun eigen herder. 

Het Latijnse woord voor herder is pastor. Het omzien naar mensen binnen de kerkelijke gemeenschap wordt pastoraat genoemd. Pastoraat, herder zijn draagt de gemeente. Het is daarom ook dat de eerstvolgende gemeenteavond gaat over pastoraat. Die zorg voor gemeenteleden is met name toevertrouwd aan dominees, ouderlingen en diakenen, aan pastores. Maar alle gemeenteleden hebben een pastorale taak. Al zijn we allemaal schapen van die Ene herder, we kunnen ook zeggen: we hebben allemaal een herderlijke taak. Wij zijn allemaal herders, hoeders van onze zusters en broeders. Daarmee is die vreemde zin aan het einde van de lezing van Ez. verklaard: "Ik zal recht spreken tussen het ene schaap en het andere, tussen rammen en bokken, tussen de vette en de magere schapen." 

Schapen kunnen elkaar vertrappen en de afgrond induwen. Dat doen ze met hun flanken, schouders en poten. God neemt het niet als het ene schaap zijn buik volvreet ten koste van het andere schaap. Wij moeten herders zijn voor elkaar, echte herders. We zijn immers geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. Het is onze taak om enerzijds ons als een schaap over te geven aan de zorg van de Grote Herder en anderzijds zelf herder te zijn, te worden. Hoe? Door zorg te dragen voor alles wat ons is toevertrouwd, mensen om ons heen, maar ook de aarde waarop en waarvan we mogen leven. Door echte herders te zijn die opstaan, opstaan tegen onrecht, tegen on-herders. Gelukkig zijn er vele. Ik hoef maar een paar begrippen te noemen die die zorg uitdrukken: mantelzorg, duurzaamheid, voedselbank, vluchtelingenhulp, de vluchtkerk, giro 555, De Helpende Hand, Artsen zonder Grenzen, Serious Request, diaconie, oppasoma's en opa's, Natuurbehoud, De Arme Kant, Wakker Dier, de pleegouders uit jeugddorp De Glind etc. Allemaal herders. Als we luisteren naar psalm 23 weten we allemaal hoe het zou moeten zijn. Maar meer dan weten is het misschien ook een vurig verlangen dat wij zo voor elkaar mogen zijn in ons leven, in onze gemeente, in onze wereld, zo als de herder David, de psalmist ons de woorden in de mond geeft: "het zwakke versterkte ge niet"

     De Heer is mijn herder,
     het ontbreekt mij aan niets.

     Hij laat mij rusten in groene weiden
     en voert mij naar vredig water,
     hij geeft mij nieuwe kracht
     en leidt mij langs veilige paden
     tot eer van zijn naam.

     Al gaat mijn weg
     door een donker dal,
     ik vrees geen gevaar
     want u bent bij mij,
     uw stok en uw staf,
     zij geven mij moed.

     U nodigt mij aan tafel
     voor het oog van de vijand,
     u zalft mijn hoofd met olie,
     mijn beker vloeit over.

     Geluk en genade volgen mij
     alle dagen van mijn leven,
     ik keer terug in het huis van de Heer
     tot in lengte van dagen.

AMEN

Mevrouw Maria Adriaanse