Sorry

Voorwoord voor Klankbord, 3 maart – 14 april

Wielrenners die jarenlang hebben gelogen over hun dopinggebruik, bankiers die ondanks de crisis doorgaan met stuitende zelfverrijking, fraude bij bouwbedrijven en omkoping van onkreukbaar geachte ambtenaren. Het is aan de orde van de dag, en roept – terecht - onze ergernis op, omdat het ingaat tegen ons gevoel van eerlijkheid en rechtvaardigheid.

Soms hoor je sorry, en lijkt het alsof er spijt wordt betuigd. Maar wordt dat ‘sorry’ niet te gemakkelijk gezegd? Gaan we daarna niet gewoon over tot de orde van de dag, zoals Hans Achterhuis onlangs in een interview beweerde (Trouw, 11 februari)?

Ook in de kerk zijn er dingen gebeurd die niet deugen, en misschien gebeuren er nog steeds dingen die niet deugen. Hoewel ik de PGWO een fantastische gemeente vind, kom ik in gesprekken soms toch nog de wonden uit het verleden tegen: wonden die geslagen zijn door ruzie met een predikant of binnen de kerkenraad. Mensen die er alleen voor-stonden terwijl hun leven op z’n kop stond. En ‘de kerk’ stond erbij en keek er naar. Mensen die zich niet gekend, of zelfs genegeerd voelden. In de verhalen herken ik de ge-meente van nu niet, maar ze maken wel deel uit van ons gezamenlijke verleden. Wat te doen? Het verleden kan niet ongedaan gemaakt worden. Je kunt wel ‘sorry’ zeggen, maar haalt dat nog wat uit?

De voorbereidingstijd op Pasen is een tijd van boete en bezinning, van vergeving en ver-zoening. Dat betekent niet alleen dat we oog moeten hebben voor ons eigen aandeel in conflicten of ruzies, maar bovenal bereid moeten zijn om te luisteren naar elkaar, naar de verhalen over vroeger. Zonder te oordelen, zonder je te verdedigen. Misschien kun je er dan samen een streep onder zetten.

Een van de dingen die zo’n proces verhindert, is wrok. Wrok kan worden gekoesterd – het is wraak die op de loer ligt tot hij de kans krijgt. Maar de kerk leeft van vergeving, niet van wrok. Want wrok houdt het verleden vast en de toekomst tegen. Vergeven is: loslaten. Overigens is het beslist niet zo dat iedereen die last heeft van het verleden wrok koestert. Wél merk ik de behoefte om ‘je verhaal te doen’.

Laten we, als we met elkaar aan een nieuwe kerk bouwen, het oude afbreken en vergeten. Een nieuw begin maken, niet alleen met het gebouw, maar vooral met onszelf. Daar hoort ook bij dat je aan de bel trekt als je je onheus bejegend voelt. Laat weten dat je er bent, en geef mensen de kans te veranderen. Veel ellende ontstaat door onoplettendheid en mis-communicatie, en niet omdat iemand jou bewust wil dwarszitten.

Als we op zo’n manier openstaan voor elkaar, brengen we de vergeving in de praktijk. De voorbereidingstijd op Pasen kan ons daarbij helpen. En neemt u vooral contact met me op als u zich in dit verhaal herkent.

Ds.Ignace Frénay