Belijdenis gedenken: Eens zei ik "ja"

Eens zei ik ja, tegen iemand – of iets

Dag Hammarskjöld riep op Pinksteren 1961, kort voor zijn onverwachte dood, voor zichzelf in herinnering hoe zijn geestelijke weg ooit begonnen was met een ja-woord. Vanaf dat moment had zijn leven zin en wist hij van een doel. Het antwoord van geloof was gaan functioneren als een Ariadnedraad door het labyrint van het leven.

De Veertigdagentijd en de afsluitende paasnachtviering zijn een uitgelezen moment om ook terug te gaan naar ons eigen ja-woord. Duitse protestanten kennen daarvoor een soort kerkelijke variant op ‘Klasgenoten’. Jaren geleden raakte ik zappend met de afstandsbediening in een kerkdienst op een Duitse tv-zender verzeild. Ik verbaasde me. De camera gleed langs stijfvolle banken, ook op de galerijen. Alleen maar grijze hoofden, allemaal mensen van dezelfde leeftijd. Het bleek om een ‘Konfirmationsgedächtnisfeier’ te gaan. Informatie op internet toont hier en daar foto’s van groepen ‘Konfirmanden’ van toen, naast intussen wat kleinere groepsfoto’s van een reünie ter gelegenheid van het 50-, 55- of 60-jarige jubileum. Gemeentes houden kennelijk jaarlijks ergens in de Veertig Dagen zo’n gedachtenisweekend. Niet alleen voor wie het gouden of diamanten jubileum van zijn of haar belijdenis te vieren heeft, ook voor zilveren (25 jaar) en ijzeren (10 jaar) jubilarissen. Hier en daar houdt men in een weekend dan wel drie kerkdiensten om met iedereen ‘opnieuw Gods zegen te ontvangen en het Avondmaal te vieren’.

Zo’n gezamenlijk moment van terugblikken op je geloofsbelijdenis zal best waardevol zijn. Zoals een huwelijksjubileum verdieping kan brengen. Het kan een aanleiding zijn om je te binnen te brengen waardoor je bij elkaar gebleven bent. Je staat met verwondering stil bij de kleefkracht van wat je ooit in elkaar gezien had terwijl je zogenaamd nog maar jong en onbezonnen was.

Ergens aan een koffietafel met wat ouderen om me heen raakten we aan de praat over herinneringen aan onze belijdenis. Een echtpaar tegenover mij bleek het vormsel te hebben gekregen, rond het verlaten van de lagere school. Zij wist er niets meer van, hij wel. Een ander stel had elkaar ontmoet bij de voorbereiding op de doop door onderdompeling in een baptistengemeente. Later waren ze samen Hervormd geworden. Een vrouw was op latere leeftijd door doop toegetreden tot de Doopsgezinde gemeente. Ja, ze herlas nog wel eens de belijdenis die ze toen had geschreven. Op de dag zelf had het keihard geregend toen ze naar de kerk ging. ‘God heeft me zelf al gedoopt’, was er toen door haar heen gegaan. Ook die gedachte was haar altijd bijgebleven. We hadden even een mooie ontmoeting.

Onze kerkelijke ledenadministraties zijn niet ingericht op het oproepen van groepen van zo lang geleden. En zou ik zitten te wachten op een reünie van de catechisatiegroep van toen ik 18 was? Het contact was maar kortstondig. Die Duitse Konfirmanden waren misschien ook jaren elkaars klas- en dorpsgenoten geweest, maar mijn groepje van toen was een samenraapsel van studenten op kamers en ‘gewone’ stedelingen. Maar binnenkort is het veertig jaar geleden. En als we straks in de Paaswake stil staan bij onze doop en de geloofsbelijdenis opnieuw beamen zet ik er in gedachten een mooi lijstje omheen. Accenten zijn in de loop der jaren veranderd, stelligheden van toen afgezwakt, andere beseffen juist steeds sterker geworden. Hammerskjold schreef dat hij niet precies wist tegen wie of wat hij ja zei, want geloofstaal blijft altijd taal over een geheimenis ‘bij benadering’. Maar inderdaad: je kreeg een kostbare draad te pakken!

Onze kerkleiding is de afgelopen jaren het belang van een jaarlijkse doopgedachtenis zwaar gaan beklemtonen in verband met discussies over de kinderdoop. Maar van die doop herinneren de meesten zich niets. We kunnen wel uit persoonlijke herinnering gedenken hoe ons eigen antwoord wakker geroepen is. En in de paasnachtviering hernieuwen we vooral ook dat antwoord. Met de kennis en het inzicht van nu, in de omstandigheden van nu. Geloof, hoop en liefde krijgen er jaarringen bij. En in aansluiting op oude tradities doen we dan misschien ook aan ‘verzaking van de duivel’ in eigentijdse taal. We leggen gemeenschappelijk de gelofte af dat we zullen strijden tegen krachten van buiten en binnen die het kostbare geschenk van het leven beschadigen. Voor de tijd die we mogen krijgen. Samen. Je mag in anderen hetzelfde ‘ja’ terug zien en terug horen. Je staat er niet alleen voor.

Harmen Jansen (2016)

-----

De ‘oudsaksische’ of ‘Utrechtse doopgelofte’

‘Forsachistu diobolae?’’Ec forsacho diabolae’.
‘End allum diobolgeldae?’ ‘End ec forsacho allum diobolgeldae’.
‘End allum dioboles uuercum?’ “End ec forsacho allum dioboles uuercum and uuordum,
Thunaer ende Uoden ende Saxnote ende allum them unholdum, the hira genotas sint.’

Nederlandse vertaling:
Verzaak je de duivel? Ik verzaak de duivel.
En alle duivelsoffers?Ik verzaak alle duivelsoffers.
En alle werken van de duivel? Ik verzaak alle werken en woorden van de duivel,
Donar en Wodan en Saxnot en al de afgoden die hun gezellen zijn.

Tekst uit de 8e eeuw in een Westgermaanse taal, uit een manuscript in de bibliotheek van het Vaticaan.