In memoriam Hilly Buurma-Krol
(* 26 augustus 1925 - † 5 februari 2018)
Sinds 1953 woonden Johannes en Hilly Buurma op de Wigbold Ripperdastraat – en pas onlangs verhuisden ze naar Winkheem. Hilly had daar moeite mee, want ze zag vrijwel niks meer, en het vertrouwde van het oude huis was nu weg. In dat vertrouwde huis wist ze tot op het laatst haar weg te vinden. Wat vond ze het erg om juist dat huis te moeten verlaten. Het kon niet anders – ze legde zich er uiteindelijk wel bij neer, maar van harte ging het niet.
Dat huis was al die decennia haar domein. Dat gold ook voor de (toen nog) Hervormde kerk waar zij en haar man 15 jaar lang koster waren. Ze deden het pro Deo – in de dubbele betekenis van het woord: samen hebben ze zo een fors bedrag uitgespaard dat weer kon worden gebruikt voor het orgel! En samen waren ze trouwe leden van het Hervormd Kerkkoor.
De zorg voor de kinderen was bij haar in goede handen: ze smeerde hun boterhammen, en als je thuiskwam zat ze klaar met de thee: een echte, ouderwetse moeder, bij wie je veilig voelde. Ze was hartelijk en humoristisch: je voelde je er altijd welkom. Ze hield van haar kinderen en van haar klein- en achterkleinkinderen.
Met de diepere laag onder dat alles kreeg je niet zomaar contact – die hield ze voor zich. En zo bleef ze – in al haar bescheiden aanwezigheid – ook afwezig. Haar genegenheid uitte ze in het doen, en niet in het dieperliggende contact. Het is natuurlijk ook de generatie: daar werd gewerkt – niet gepraat, ja, wel over de nieuwtjes uit het dorp, maar niet over je diepste zielenroerselen.
Ze kon zichzelf kwijt in het toneelspel: jarenlang heeft ze gespeeld bij OG, Ons Genoegen, nu helaas ter ziele, maar een levendige plek van ontmoeting en van humor. En als presidente van de Vrouwenvereniging maakte ze veel werk van haar inleidingen. Ze kon heel goed verhalen vertellen: thuis, voor de Vrouwenvereniging en voor OG. Ze deed het met overgave, en kroop zo uit haar schulp.
Tragisch was het daarom dat ze door haar bijna-blindheid gedwongen werd om weer in haar schulp te kruipen. De gordijnen moesten open, het licht moest aan – dan kon ze in elk geval nog het licht van het donker onderscheiden. Voor hulpmiddelen stond ze niet open – een loupe, luisterboeken, ze wilde het niet - daar was ze koppig in, en het isoleerde haar. Ze kon soms nukkig reageren.
Wat wel van harte aanvaard werd, dat was de hulp van buren en van vrienden, de zorg en de thuiszorg. Daardoor hebben ze nog heel lang op hun vertrouwde plek kunnen wonen.
Het gebed was voor haar heel belangrijk: elk bezoek moest worden afgesloten met gebed, en je zag dat het haar goeddeed. Op die laag leefde ze – onzichtbaar voor anderen, maar zichtbaar voor God. Het geloof had ze niet van huis uit meegekregen, ze ontdekte het later. De boot waarop ze geboren werd heette Ora et Labora: Bid en werk. Op die boot werd vooral gewerkt, en niet gebeden, maar dat heeft zij later ruimschoots ingehaald. Haar geloof was eenvoudig: het Bijbels Dagboek kon nog wel een jaar mee, want aan het eind van het jaar was je alweer vergeten wat er op 1 januari een jaar geleden stond.
Ze is heengegaan in vertrouwen op haar Heer, en nu mag ze God zien van aangezicht tot aangezicht. Moge dat allen die haar missen tot troost zijn.
Ds. Ignace Frénay