* 26 maart 1936 - † 18 januari 2019
Lezen: 'Voetstappen in het zand' en Jesaja 30:18-21
Welbeschouwd was Anneke al enkele maanden geleden begonnen om haar afscheid te regelen – er was een laatje waarin alles zat wat de dominee moest weten: uitgeknipte gedichten, liederen uit uitvaartliturgieën, en het boek: “Oma, vertel ‘s!” waarin je op ordelijke wijze de belevenissen uit je jeugd kon doorgeven aan het nageslacht.
Als kind van acht verloor zij haar vader, Wessel Steendam, die op laffe wijze gefusilleerd was door een op wraak beluste SD’er. Een traumatische gebeurtenis die Anneke haar leven lang met zich meedroeg. Toch werd er destijds niet heel lang bij stilgestaan, je moest dóór, en het verdriet werd in stilte geleden. Dat gold ook voor dat tweede verlies, Anneke was nog maar 45, en verloor haar grote liefde Henk Bus. Later vertelde ze wel dat ze twee jaar lang huilend in slaap gevallen was. Maar ook toen moest ze dóór, voor de kinderen, voor zichzelf, al zocht ze overdag haar bed wel weer op.
Ze hield graag zelf de regie; en bij een vak als boekhouden kon dat ook: je moest voldoen aan regels en ordeningen, aan tabellen en overzichten, daar was geen plaats voor emoties. Daar lag haar hart méér dan bij de vermaledijde huishoudschool, waar ze de zin totaal niet van inzag: koperpoetsen en strijken, dat hoefde je toch niet te leren! Maar meisjes mochten in die tijd nog helemaal niet verder studeren, ze waren voor het huishouden bestemd. Alleen gingen Anneke’s ambities verder, en ze haalde op den duur haar type- en stenodiploma, praktijkdiploma’s boekhouden en handelscorrespondentie, en ze ging mee met haar tijd: er moest een computer komen, en al die vaardigheden die ze zich vroeger had eigengemaakt, kon ze vanaf toen ook op de computer doen.
Maar nóg liever zou ze zich inzetten voor de medemens: het administratieve werk was eigenlijk te vluchtig, te oppervlakkig. Een psychologisch rapport van toen ze 23 was, raadde haar aan iets te doen in het maatschappelijk werk; en ook daar haalde ze enkele jaren later een diploma voor. Intussen werkte ze bij Accountantskantoor Hop in Groningen, en woonde ze als huishoudster in bij haar broer Hiele, die predikant was in Onnen. Het was nogal wat: overdag werken in stad, dan op de fiets naar Onnen, koken, en ’s avonds mee op huisbezoek.
In 1963 trouwde ze met Henk Bus, en ze gingen wonen aan de Wolddijk – ze paste zich moeiteloos aan aan het boerenbestaan. De zaken gingen goed, en in 1975 kon de boerderij worden verkocht, en gingen ze rentenieren aan de Redgerstraat. Als moeder was ze zorgzaam en bezorgd, ze gaf graag sturing, ook toen je al volwassen was. Bij Roelf in Leeuwarden kwam ze eens in de zoveel tijd richtdag houden: opruimen, schoonmaken en flessen wegbrengen voor statiegeld.
Een grote slag was het te jong overlijden van Roelfs eerste vrouw, Maartje, in 2003. Daarna kwam Helga in zijn leven, zelf ook weduwe, maar de eerste ontmoeting met Helga’s eerste schoonmoeder verliep voor Anneke enigszins ongemakkelijk – ze vond het moeilijk zich een houding te geven. Alsof ze verstrikt raakte in zelf opgelegde regels en normen. Zelf kwam ze nooit meer aan een tweede geliefde toe, evenmin als haar moeder, die ook in dat opzicht haar grote voorbeeld was.
Bij haar overlijden, in 1998, knipte ze het volgende gedichtje uit:
Ik heb mijn moeder niet verloren,
daarvoor gaf zij mij teveel.
wat zij mij zei, dat blijf ik horen.
Van wat ik ben, is zij een deel.
Ik kom haar overal nog tegen,
in wat ik doe, en wat ik laat,
zij was en blijft voor mij een zegen,
waarvan het spoor steeds verder gaat.
En daarmee kom ik op haar trouwtekst: Dit is de weg, wandelt daarop. Haar hele leven voelde Anneke zich gedragen door het geloof in een God die haar bij de hand nam, ook al zag ze dat niet altijd op het moment zelf. Het gedicht Voetstappen in het zand zat in diverse varianten in het laatje voor de dominee; een tekst waarin duidelijk wordt dat we vaak pas achteraf kunnen zeggen dat God ons droeg, dat Hij er altijd bij was op de weg die we gingen, en bij de onbegrijpelijke slagen van het lot.
Dat geloof heeft haar altijd vergezeld. En hoewel ze neigde naar het behoudende, stond ze toch ook open voor nieuwe ontwikkelingen in kerk en geloof. Vroeger zou het niet in haar opgekomen zijn om contact te hebben met mensen van een andere kerk, maar onder meer door haar latere hobby, postzegels verzamelen, kwam ze dan toch met ze in aanraking. Ze bleef trouw aan de plaatselijke gemeente, want dáár moest je het doen, ook al waren er af en toe uitstapjes naar Onderdendam en Noordhorn. Bepaalde regels en gewoonten zaten diep, tot op het laatst bijvoorbeeld wilde ze niet op zondag uit eten gaan, want dan moest je anderen voor je laten werken.
En dat liet ze weten ook, want ze maakte van haar hart geen moordkuil, ze had ook altijd de behoefte je nog iets bij te brengen. Dat gold voor Janny, haar ‘kleine zusje’, hoe oud je ook werd. En het was ook zo bij haar kleindochter Anne Fleur, die ze graag hielp met Nederlands; van tevoren wilde ze graag weten welke boeken er op haar examenlijst stonden, dan kon Oma aanbevelingen doen welke boeken ze moest lezen, of juist niet…
In het boek Oma vertel ’s geeft ze ook nog een advies waar elk gezin mee gebaat zou zijn: regelmaat, en: geen schulden maken. En de grootste vooruitgang noemt ze de televisie, de computer en het mobieltje. Maar wat verloren is gegaan, schrijft ze, dat zijn de gesprekken. Want Anneke was iemand van de gezelligheid, de spelletjes aan de grote tafel, ze had het meegekregen van thuis.
Maar bovenal was ze iemand met een groot geloof; zoals zij anderen graag leidde, zo liet zij zich zelf ook leiden door haar God, in het vertrouwen dat Hij haar de weg toonde die ze gaan moest. We mogen er op vertrouwen dat de God die haar bij leven leidde, haar nu ook na de dood bij de hand neemt om haar te doen ingaan in zijn eeuwig licht, verenigd met wie haar lief waren.
Ds. Ignace Frénay