Luc Wolthuis

Luc Wolthuis

 

 

 

 

 

 


In memoriam Ds. Luc.A.J.Wolthuis

* 25 maart 1945 - † 15 mei 2024


Tijdens de afscheidsdienst voor Luc brandde op de Avondmaalstafel een olielampje uit het ouderlijk huis van Luc. “Op dat licht ben ik afgekomen”, zei hij. Luc werd geboren in Stadskanaal als jongste van vier kinderen. Hij had een lieve vader, maar een grillige moeder. Mede daardoor voelde hij in het sociale niet altijd aan wat een ander voelde of bedoelde, en kon hij mensen soms tegen zich in het harnas jagen. Maar in het pastoraat kon hij de betrokken buitenstaander zijn.

Zijn opleiding kreeg hij aan de VU in Amsterdam, omdat zijn vader Kampen ‘te theologisch’ vond; Amsterdam bood als universiteit meer richtingen. Klaaske en Luc hadden elkaar al in Groningen ontmoet, bij de GJV, het was al ‘aan’. Hij hield zich buiten de studentenopstanden eind jaren ’60. Wat was eigenlijk zijn drive om dominee te worden? Dat werd duidelijk uit het lied ‘Neem mijn leven laat het Heer’. Luc was op enig moment met zijn ouders in de Stadsparkkerk, en twee regels van dat lied raakten hem tot in zijn hart: “Maak, o Heer, mijn lippen rein, dat zij uw getuigen zijn.” Daar gebeurde eigenlijk hetzelfde als bij Mozes, in het verhaal van het brandende braambos dat tijdens de dienst gelezen werd. Op een onverwacht moment ziet en hoort Mozes iemand wiens naam is: ‘Ik ben er bij’. En levenslang zal Luc juist die naam als de Godsnaam bij uitstek gebruiken: Ik ben er bij, wat er ook gebeurt.

Na een korte carrière als godsdienstleraar begon hij in 1973 in het Drentse Gees. Vijf jaar later gingen jullie naar Monster en in de zomer van 1990 naar Winsum, waar hij de rest van zijn leven zou blijven. In zijn preken kon Luc veel van zijn talenten kwijt: hij was een goed theoloog, verbaal zeer begaafd, zeer muzikaal, en met een verbijsterende parate kennis van Bijbelteksten en liederen. Hij had ook een groot gevoel voor liturgie, raakte geïnspireerd door de mystieke inslag van Willem Barnard, en verwisselde als een van de eersten zijn zwarte toga met bef, voor een witte, met stola’s.

Luc bereidde alles altijd tijdig en degelijk voor. Hij was altijd aan het werk, en dat ging wel eens ten koste van het gezin. Hij was een perfectionist, had een groot gevoel voor rechtvaardigheid, en stak dat niet onder stoelen of banken. Hij had vaak uitgesproken meningen die niet altijd bij iedereen goed vielen, en dat kon soms zelfs tot conflicten leidden:

In 2001 vond Luc het geen enkel probleem – hij was zijn tijd ver vooruit – om de zegen te geven over het huwelijk van twee vrouwen, en om hun kinderen te dopen. Het leidde tot het compromis van twee ochtenddiensten, de een met huwelijk/doop, de ander zonder. Men kon zelf kiezen, Luc hád al gekozen.

Dan was er een preek waarin Luc vanuit een heilige en oprechte verontwaardiging het woordje ‘verdomd’ had gebruikt. Ophef alom, de kerkenraad kapittelde Luc, en stelde daarbij een geheim document op dat als zoiets nog eens gebeurde, hij kon vertrekken. Dat document werd in het archief bewaard, maar het lag Luc zwaar op de maag. In 2002 kreeg hij een burn-out. Allemaal het gevolg van kritiek op hem als persoon, en het gevoel dat hij niet het volle vertrouwen van de Kerkenraad had.
Er werden in dat jaar veel gesprekken gevoerd, misverstanden uit de weg geruimd, er werd schuld bekend, het gewraakte document werd verscheurd, en er werd een nieuw begin gemaakt tijdens een indrukwekkende ‘terugkeerdienst’ op 6 april 2003. Luc kon weer verder.

We hebben de jaren door veel tijd doorgebracht op zijn studeerkamer, diensten en vergaderingen voorbereiden, theologische onderwerpen bestuderen, overleg met collega’s. In 2008 ging hij met pensioen, maar echt genoten heeft hij daarvan niet. Hij viel in een gat, had zich zo vereenzelvigd met z’n ambt, dat hij het moeilijk vond om een nieuw, eigen leven op te bouwen, terwijl hij zich daar erg op had verheugd.

Het werd een zware tijd, vooral toen ook nog eens bleek dat de ziekte van Alzheimer in het spel was, en hij niet meer thuis kon blijven wonen. Maar de tijd in de Twaalfhoven was niet alleen maar moeilijk en negatief: we zagen ook een andere kant van Luc: liefdevol, zorgzaam, verstild.

Toen Luc in november 2022 met Klaaske en de kinderen sprak over teksten die hem aanspraken en over het overlijden zei hij: “Je kunt zeggen: “je bent er bijna geweest”, maar ik denk “ik ben er bijna”. Op weg naar een nieuw begin. Hoe ik het me moet voorstellen weet ik niet, maar dat zien we dan wel weer.” Heel mooi was de ziekenzegen, half maart, waar de hele familie bij aanwezig was. Bijzonder indrukwekkend was het onderdeel: “Wat ik nog wilde zeggen….” waarbij ieder nog een herinnering, impressie, of wens kon uitspreken, en waarbij Luc, hoe kan het ook anders, steeds het laatste woord had. Daar bleek hoe geliefd hij was.

En zoals hij aan het begin van zijn leven afkwam op het licht van het olielampje bij z’n ouders, zo is hij nu op weg gegaan naar het eeuwig licht, het licht van de Vader.


Ds. Ignace Frénay