In memoriam Bauke Hijlkema

Bauke Hijlkema

 

 

 

 



*19 augustus 1934 - † 12 februari 2018

In Bauke’s portemonnee vond Piet een briefje met een tekst, een regel uit Psalm 32: “Ik wil een weg met je gaan, zegt God, Mijn oog is op jou gericht.” En toen ik het levensverhaal van Bauke hoorde, viel mij op dat wat Bauke hier zegt van God, door zijn gezin werd gezegd over Bauke. “Ik wil een weg met je gaan, Mijn oog is op jou gericht.” Bauke ging zélf een weg met zijn gezin, en altijd had hij z’n oog op hen gericht, tot het laatst aan toe. Dat was letterlijk zo: als ze op reis gingen had Bauke de kaart al uitvoerig bestudeerd, en reed hij zonder mankeren naar de bestemming. Het liefst zat hij achter het stuur, en zelfs jaren later kon hij je nog precies vertellen hoe je moest rijden. En dat allemaal zonder TomTom.

Maar het gold ook in overdrachtelijke zin: “Ik wil een weg met je gaan, Mijn oog is op jou gericht.” Bauke was er bij, op elke weg die ze gingen: hij volgde hen allemaal met belangstelling, gaf adviezen, je kon met hem overleggen, en hij stond je met raad en daad terzijde. Hij kon heel goed luisteren; oordelen - laat staan veroordelen - deed hij niet. Hij straalde een grote rust uit, en kon je kalmeren als je in paniek was.

De weg die hij zelf moest gaan ging niet over rozen: dertig jaar terug, in 1988, hoorde hij de uitslag van de onderzoeken, en hoe slecht het allemaal leek, het einde leek nabij. En op datzelfde moment werd Anne geboren, z’n oudste kleindochter. Een groots hoogtepunt – én een dieptepunt: mineur en majeur inéén, niet te bevatten. En elke keer nog als hij Anne zag, pakte hij haar vast, en benoemde dat: jij bent m’n eerste kleinkind!

Maar ook nu, op het eind van z’n leven, was daar de tegenstelling van de geboorte van z’n eerste achterkleinkind Emmy, en z’n eigen sterven. Wat fijn dat hij haar zelfs op de laatste avond nog in z’n armen heeft gehad.

In die dertig jaar van z’n 53e tot z’n 83e heeft hij bovenmenselijk veel onderzoeken en operaties gehad. Maar iedere keer als hij de operatiekamer ingereden werd wist hij: ik ga niet alleen. Er was Iemand die een oog op hem hield en de weg mét hem ging. Dat hield hem op de been. Nooit hoorde je hem klagen, hij was ondanks z’n ziekte geen zieke man, vader, opa. Nee, Bauke genoot van het leven, met volle teugen. Je zág het aan hem, aan z’n ogen vooral, hij genoot in stilte. Veel woorden had hij niet nodig, een enkele blik was genoeg.

Wél werd hij emotioneler: hij werd sneller geraakt, ook door bijbelteksten, liederen, muziek: veertig jaar speelde hij bij de Bazuin. Maar vooral werd hij geraakt door het wel en wee van z’n kinderen. Als het maar goed ging met de anderen: daar ging het om, zichzelf cijferde hij weg. En wat had hij het er moeilijk mee toen de ziekte die hij zelf met zich meedroeg zich ook bij Anneke en Sjouk openbaarde. Dáár had hij het moeilijk mee: en het enige wat hij wilde, en waar hij voor bad was: dat zíj het goed maakten.

Hij deed dat niet alleen. Hij deed dat in diepe verbondenheid met Miny: dat was de allesdragende kracht om de weg te gaan. Een verbondenheid vanaf jullie vroegste jeugd, slechts korte tijd onderbroken, helemaal aan het begin: Miny en hij waren voor elkaar bestemd!

Geen wanklank was er, of het moest al de laatste verhuizing zijn, waardoor Miny haar geliefde huis en vooral tuin moest missen. Maar ook dat deed hij zodat als hij er niet meer was, Miny niet bleef zitten met een huis en een tuin die te groot zouden zijn. Alles onderhield hij zelf, handig als hij was. Hij had het ook nodig, een doel om zich op te richten, een focus.

Op technisch gebied liep hij vooruit: de eerste fax stond bij hem op kantoor, want dat scheelde uren bellen. En op z’n oude dag doorgrondde hij nog alle geheimen van de smartphone, helemaal op eigen houtje. Appen was niet alleen voor de kleinkinderen, voor opa net zo goed.

Ook voor de zaak bleef hij tot op het laatst actief, met naald en draad, en achter de naaimachine, uitleggen, innemen, of om Piet uit de brand te helpen als iets per ongeluk verkeerd was gegaan. Elke woensdagmiddag was hij daar, en ze hadden mooie gesprekken, Bauke was zakelijk nog altijd betrokken, voor overleg en advies. Hij was een echt familiemens: was gelukkig als iedereen er was – op de camping, met Pinksteren. Had voor ieder aandacht, zorg, liefde, en heel vanzelfsprekend ook voor de schoonkinderen: die waren opgenomen in het gezin.

En dan was er zijn liefde voor de natuur: een zwaluwtje dat in de schuur wilde nestelen werd door hem geholpen; er werd zelfs een stuk uit de deur gezaagd zodat ze in en uit konden vliegen voor als hij er een paar dagen niet was. -

En nu? Nu is er eind gekomen aan zijn aardse weg. Een weg die dertig jaar langer geduurd heeft dan hij toen dacht. Een weg die een voorbeeld is voor allemaal: hoe je kunt volhouden, positief kunt blijven, wat er ook gebeurt.

Voor Bauke zelf was het grote voorbeeld: de weg die Jezus gegaan was. Jezus, de mens die bij God vandaan kwam, maar ónze weg is gegaan, die ook heeft geleden, ook heeft gehuild. Hij, de weg, de waarheid en het leven.

Door Bauke’s leven heen schemert het geheim van God zelf, die liefde is, er voor je is, in alle bescheidenheid; niet met donder en geweld, maar met een woord van vrede. En in navolging van het verhaal van Jezus mogen we geloven dat de dood het einde niet is, maar slechts de overgang naar een andere manier van leven, bij God, in het eeuwig Licht. En ik eindig met dezelfde Psalm 32:

Daarom keert wie gelooft zich tot u
wanneer hij door onheil bedreigd wordt.

Al breekt er een stortvloed over hem los
de rampspoed zal hem niet raken.

Mijn toevlucht zijt Gij, mijn redder in nood
Gij hult mij in voorspoed en vreugde.

En God zegt:

Ik wil een weg met je gaan,
Mijn oog is op jou gericht

Ds. Ignace Frénay