In memoriam Joop Drenth
* 20 juni 1947 - † 2 mei 2019
Net als Hiram (II Kronieken 1,18 – 2,13) was Joop een bouwmeester. Hij had er hard voor geleerd, na z’n werk nog op de brommer naar de avondschool - maar het was vooral z’n talent dat hem bracht tot het verbouwen en bouwen van huizen, en het vervaardigen van meubilair in alle soorten en maten, voor zichzelf en voor anderen. Hij beschikte over een intelligentie die niet alleen in z’n hoofd, maar ook in z’n handen zat. En daarnaast was hij zachtmoedig en transparant – geen dubbele bodems, of onverwachte schaduwkanten.
Of het moest zijn dat hij altijd nog even iets moest afmaken als Mieke het eten klaar had: woonde hij nou in de werkplaats of in huis? En altijd vergat hij nog iets als ze op het punt stonden op vakantie te gaan, en dat beslist mee moest. Joop werd nergens anders van, bleef onverstoorbaar. Onderweg op vakantie viel de koeling van de auto eens uit, en om te voorkomen dat de moter oververhit raakte moesten alle ramen open en de kachel vol aan; Mieke en de kinderen vreesden vroeg of laat te stranden en vielen zowat flauw van de hitte, maar Joop bleef rustig. Altijd.
Met een enorme discipline had hij het ene na het andere diploma gehaald: hout kende voor hem geen geheimen, maar ook andere materialen bewerkte hij moeiteloos en tot in de perfectie. Bovendien bewaarde hij alles, want het kon nog eens van pas komen.
Joop werd al vroeg, te vroeg geconfronteerd met het overlijden van z’n vader, en thuis hadden ze het beslist niet breed. Een te klein huis, ondersteuning door de diaconie en door familie; al het geld dat de kinderen verdienden kwam terecht in de huishoudpot. Shag kopen en benzine voor de brommer kon er nog net van af.
Daarna ging het hem goed, samen met Mieke, het meisje aan de andere kant van het kanaal, die haar kans schoon zag, nadat haar nichtje met wie Joop aanvankelijk ging, het had uitgemaakt. Hij werd leraar, dat was toch wel echt zijn roeping, huurde en kocht en verbouwde de woning aan de Schepperijlaan. De aanbouw, zo schrijft Joop zelf, was 2,7 meter. Tekenend voor zijn precisie: niet ongeveer 2 ½ meter, nee, 2,7 meter precies.
Ze kregen drie dochters, er werd een bedrijfspand met huis gebouwd aan de Lombok, Joop had nu een eigen timmerbedrijf. Aanvankelijk leek dat wel te combineren met z’n baan als leraar aan de Hanzehogeschool, maar de vernieuwingen in het onderwijs stonden hem tegen; je moest steeds meer bezig zijn met andere dingen dan lesgeven; hij ging afbouwen en stopte in 2010.
Heerlijk, dat gevoel van vrijheid, er kwam tijd voor van alles en nog wat, hij kwam in de bouwcommissie van de kerk, waar hij met een team van enthousiaste vrijwilligers de renovatie van de kerk ter hand nam. En na een paar jaar stond daar dan de eerste energieneutrale kerk van Nederland. Joop heeft samen met Klaas Dam de oude banken verwerkt o.a. tot een prachtige Avondmaalstafel en een lezenaar. Dat het hout van de tafel ging werken zinde hem helemaal niet; dat lag aan het hout, niet aan Joop, maar toch. In maart heeft hij het 5-jarig bestaan van de kerk nog meegemaakt.
Net als Hiram werkte Joop aan het huis van God, waar mensen de verbinding zoeken met wat eeuwig is. Net zoals hij het huis aan de Lombok gebouwd heeft, waar hij met Mieke en de kinderen een dak boven het hoofd had, veiligheid, samen-zijn. En dat blijft.
Intussen had zich bij hem de ziekte van Ollier geopenbaard, een zeldzame, en hele nare ziekte. De operatie, vorig jaar oktober, leek geslaagd, het herstel ging meer dan voorspoedig, maar toen volgde de ene na de andere complicatie. Joop heeft veel geleden. Ziekte en dood waren er al zoveel geweest in de familie, en het raakte hem altijd diep. Waar is dat nou voor nodig? – vroeg hij zich af.
Hij had altijd de muziek gehad om het te verwerken, zingen, gitaar spelen, het hoorde bij hem. Liedjes bij bruiloften en partijen. Joop moet die ziekte al heel lang onder de leden hebben gehad. Het is maar goed dat hij niet wist, anders had hij geen leven gehad. Maar nu was het ook geen leven meer: de pijn die hij had, het grillige verloop van de ziekte, de hoop op een positief verloop die steeds kleiner werd.
Totdat de koek op was; hij nam op indrukwekkende wijze afscheid van Mieke en de kinderen, van z’n broers, z’n beste vrienden. Dat vond hij nog het ergste: Mieke te moeten achterlaten, de kinderen, de kleinkinderen niet zien opgroeien. Toen ik afscheid van hem nam zei ik: “Dag Joop, tot ziens, ik zeg altijd: tot ziens.” “Ik weet het niet,” zei Joop, waarop ik zei: “Ik weet het ook niet, Joop, maar ik geloof het wel”. Zoals ook Boudewijn de Groot zong: En je kunt niets zeker weten, want alles gaat voorbij, maar ik geloof in jou en mij.
En waar is dat geloof op gebaseerd? Omdat ik met niet kan voorstellen dat er géén bouwmeester aan ons te pas is gekomen. Zoals Joop zijn stempel heeft gedrukt op alles wat hij heeft gemaakt, zo moet er wel een kosmische bouwmeester zijn geweest voor deze wereld, voor ons lijf. Dat ik hem na dit leven de nodige vragen ga stellen staat vast: weet u zeker dat er niet ergens een ontwerpfoutje zat? waarom zoveel ziekte, zoveel lijden, waarom de dood?
Dat lijf, waarin we wonen, dat ons overal brengt, maar dat we uiteindelijk af moeten leggen. Elk huis is tijdelijk, zelfs als het door Joop is gebouwd, en ook het huis van ons lichaam is tijdelijk. Maar een mens is meer dan lijf en leden: hij heeft een kern van licht en van liefde, en die vergaat niet, die blijft met ons verbonden, je leven lang. En nu staat hij op de foto van de rouwkaart, en van de liturgie: Joop, starend over het Gardameer. Hij hield van water, van surfen, zo gauw de gelegenheid zich voordeed.
Destijds in Hoogeveen, waren de levens van Joop en Mieke gescheiden door het kanaal, maar hun liefde overbrugde het water. Zo zijn ze nu gescheiden door zijn heengaan, maar hun liefde overbrugt die kloof. Onbegrijpelijk, inderdaad: we geloven het, we hopen het, maar weten of begrijpen doen we het niet.
Ds. Ignace Frénay