In memoriam Ria Stijfhoorn-Koornneef

Ria Stijfhoorn

 

 

 

 


(* 6 maart 1936 - † 15 maart 2018)

Ria had het de laatste jaren, na het overlijden van haar man Marinus in 2014, niet makkelijk. Ze zei te snakken naar bezoek, maar ze liet je ook zomaar op de stoep staan, of ze beklaagde zich dat er niemand kwam, ook al was jíj er op dat moment. Ze leed. Een diep, psychisch lijden. Ze kon het leven niet aan. En eigenlijk wilde ze ook niet langer leven, ze wilde naar Marinus. Toch schreef ze op wie er geweest was, zoals Marinus vroeger alles opschreef wat ze deden, wat voor weer het was, enz.

Vroeger was ze opgeruimder, ze kon het goed vinden met haar schoonvader, en ze babbelde honderduit, zonder overigens echt iets van zichzelf te laten zien. Zelf had ze thuis nooit liefde gekend en daar heeft ze de rest van haar leven onder geleden. Wat je niet meegekregen hebt kun je ook niet geven. En als anderen aardig tegen je zijn kun je dat niet ontvangen. In die vicieuze cirkel zat Ria, en ze raakte er niet uit.

Ze had wel kinderen willen hebben, maar, zei ze, haar vader had het haar afgeraden, omdat het kind misschien wel spastisch zou worden, net als haar broer. Bij haar thuis zagen ze het huwelijk met Marinus helemaal niet zitten; de twee hadden elkaar leren kennen via een contactadvertentie. Samen fietsten ze hele enden, later ook wel op de brommer. Marinus hield er gedetailleerde dagboeken en foto-albums van bij. Ze genoten van zon en water, en van de pensions waar ze verbleven.

Marinus was belangrijk voor haar, ook al was er een klassiek rolpatroon tussen die twee, en belemmerde hij haar ook wel in haar vrijheid. Ze klampten zich vast aan de weinige contacten die ze hadden, daar werd hoog over opgegeven, al kwamen die mensen niet vaak want, ‘ze hadden het druk’.

Marinus hield een heel schrift bij met de stamboom van zijn familie, tot in Noorwegen aan toe. Maar veel contact was er niet. Des te opmerkelijker is het dat er een aantal mensen waren die hen trouw bleven opzoeken. En die na het overlijden van Marinus ook Ria bleven bezoeken – dat was niet makkelijk.

Maar ze hebben – gelukkig maar – ook mooie dingen met haar beleefd. Zo kreeg ze van een van haar bezoeksters schilderles – en dat was goed. Aan een ander liet ze graag een van de vele fotoboeken zien. En weer iemand anders memoreerde dat Ria en Marinus borduurden, en dat – hoe lastig het contact soms ook was – er toch een klik was. Samen zongen ze uit Johannes de Heer, en haar lievelingsliederen zongen we tijdens de uitvaartdienst. Zo lukte het deze vriendin om iets te vinden waarop je elkaar écht kon ontmoeten. En zelf vond ik haar meestal ook open, over haar verdriet, haar gevoel van afwijzing, en ze wilde altijd een gebed, als afsluiting van het bezoek.

Mensen als Ria confronteren ons met onze eigen beperkingen, onze onmacht om iemand te bereiken. Want het is natuurlijk veel makkelijker om een opgeruimd iemand te bezoeken. Maar juist in de liefde van de mensen om haar heen zien we iets terug van de onvoorwaardelijke liefde van God, die van ons houdt, ook al schieten wij tekort in liefde en dankbaarheid.

We mogen erop vertrouwen dat Ria nu de rust gevonden heeft die ze zeker de laatste jaren zo miste. En dat zij, net als de schoonmoeder van Petrus, door Jezus bij de hand genomen is, die tot haar zei: Sta op, je bent genezen.

Ds. Ignace Frénay