Eeuwigheidszondag 25 november 2018 Den Andel
'Verwerken is niet loslaten, maar anders leren vasthouden'
Preek bij Deuteronomium 34: ‘de dood van Mozes’
Voor ieder een roos op de berg van Mozes Schikking van Bouwina Honingh
Lieve mensen
Verwerken is niet loslaten, maar anders leren vasthouden. Een uitspraak uit het blad De Open Deur over verlies.
Hoe doe je dat – het verlies verwerken van je vader, moeder, broer of zus, een geliefde, een vroeg gestorven kind, je nog niet bejaarde zwager of vriend? Iemand die belangrijk voor je was, wat niet altijd wil zeggen gemakkelijk, maar wel een uitdaging? Waardoor het gemis je dan ontregelt, misschien verwart?
Misschien helpt het, om ergens te beginnen, het feit te accepteren dat verlies bij het leven hoort. Zo is het bestaan. Ook Israël moet er vrede mee sluiten dat Mozes op een dag voorgoed uit zicht verdwijnt. Er zijn al veel verliezen geleden op de weg naar het beloofde land. Er is een hele nieuwe generatie geboren in de woestijn. En Mozes moet plaats maken voor Jozua: met het beloofde land voor ogen het bijltje erbij neer gooien, de scepter uit handen geven, het roer loslaten. Genoeg geweest. Klaar. Missie volbracht. That’s life. De dood hoort helemaal bij de weg van de mens. Ook als hij Mozes heet. Naar hogerop verdwenen.
Zowel de vertrekkende persoon als de achterblijvers hebben daarover soms andere gedachten en vonden misschien dat het leven nog wel even had mogen doorgaan. Maar kijken we dan misschien teveel naar wat er nog had kunnen komen, in plaats van naar de waarde en de betekenis van wat er geweest is? Hoe dan ook moet je het als nabestaanden er mee doen.
Wat ook kan helpen is de herinnering aan wat bereikt is. Wat iemand heeft mogen doen!
Mozes stond op Nebo’s top. OK, je zou we kunnen zeggen: hij heeft het toppunt bereikt! Daar aan de overkant van de Jordaan ligt het land van melk en honing. Alle moeiten, alle getob, alle pijnlijke conflicten, met mensen, met de allernaasten, met God en met zichzelf, ze zijn niet helemaal voor niets geweest, ze hebben tot iets geleid.
Hij mag er niet in! Maar is dat erg?
Dorothee Sölle, een bekende Duitse theologe uit de vorige eeuw en vurig strijdster voor emancipatie en sociale gerechtigheid, herinnerde ooit aan de kathedraalbouwers van de Middeleeuwen. Er werd soms eeuwen aan gebouwd. De architecten en kunstenaars en metselaars zagen vaak niet het eindresultaat van hun inspanningen. Je moet het in je leven vaak doen met hoogstens een glimp van resultaat, een blik vanuit de verte.
Vindt een mens vaak geen vrede met de dood door het zien dat kinderen gelukkig zijn? Dat er lijnen van je leven worden voortgezet, en andere lijnen gelukkig niet. Dat kinderen wel de opleiding konden genieten die iemand zelf nooit mocht volgen, omdat het er door de beperkte middelen thuis vroeger niet in zat, of door de sociale codes. Toch mooi dat opa nog geweten heeft van de zwangerschap van een kleinkind, of eerste achterkleinkind of dat zoonlief een nieuwe liefde gevonden heeft, dat moeder nog meegemaakt heeft dat je een oud plan toch opnieuw hebt opgepakt.
Ik houd van het verhaal van de Tora en van Mozes omdat het zo dicht bij ons gewone menselijke verlangen blijft naar aards geluk, naar leven in vrede, naar wonen in veiligheid, zonder angst en in welvaart. Mozes is 120 jaar. De ideale mensenleeftijd, drie keer veertig. Veertig jaar jong en onbezorgd, veertig jaar opleiding in en beschermde omgeving en met een mooie vrouw en kinderen, veertig jaar leiderschap in een al met al best succesvolle onderneming.
Dat hij daarna moet sterven is wel een beetje straf op de zonde dat hij een keer ongehoorzaam met zijn stok op d rots geslagen heeft, in plaats van er tegen te praten. De dood heeft meerdere gezichten. Soms ook dat van de menselijke tragiek dat het leven zo anders had kunnen lopen. Maar de dood kan ook een ‘zalig uiteinde’ zijn, verzadigd en voldaan, een goede dood, ook lang voor de 120.
Een mensenleven is vervuld, zegt de Tora hiermee denk ik, als het juist ook met vallen en opstaan van betekenis heeft mogen worden voor anderen naast en na hem, of haar. Willen we niet daarom ook graag gedenken wie er voor ons toe zijn gaan doen?
Verwerken is niet loslaten, maar anders leren vasthouden
Wat ook kan helpen, ook als het minder was, is geloof. Geloof in een of andere vorm van ontferming. God zelf ontfermt zich over zijn mensenkind Mozes die trouwens onder veel miskenning had geleden en waarvan de boodschap vaak afgewezen en vervloekt was, zoals ook in de toekomst vaak het geval zou zijn.
De Bijbel vertelt het heel beeldend. Mozes sterft op de mond Gods. De schrijvers van de Tora hebben aan het slot van hun grote vijfdelige literaire kunstwerk een heel subtiel woordspel in het verhaal van de dood van Mozes gestopt. Op Gods mond: betekent dat hij sterft, zoals de Heer gezegd heeft? De Heer zag het aankomen en liet het Mozes weten dat het zijn tijd was? Een die het in elk geval wist…
Of is de juiste betekenis: op bevel van God. Zo van: ‘zo is het wel genoeg geweest, jongen, stop!’ Zoals de Tora ook begonnen is met bevelen uit Gods mond, de tien scheppende woorden van het begin van al het leven. God schept het leven met zijn begrenzing, dus ook de dood behoort bij Gods wil.
Maar je kunt ook denken, en dat vind ik mooier, aan de adem die er nodig is voor het spreken. Het leven begint met de adem die ingeblazen wordt. Adem in en adem uit leven wij op de adem, de ruach, de geest van God. Wordt Mozes bij de laatste adem die hij uitblaast nu een met de adem, de geest van de Eeuwige? Hij is de grote Profeet. De vijf boeken van Mozes worden nu Tora. De boodschap van een mensenleven wordt een met de boodschap van de Ene.
Zo kunnen ook onze geliefden, onze bekenden, onze broeders en zusters, een blijvende boodschap voor ons zijn. Gods boodschap voor ons daalde meestal niet rechtstreeks uit de hemel onze ziel in, maar via ouders die ons lieten voelen dat wij de moeite waard zijn, via opa’s en oma’s die ons op schoot namen, via meesters en juffen die ons wegen leerden, vrienden en partners die ons vergezelden.
En je kunt bij de dood van Mozes op de mond van God behalve aan de adem ook denken aan een kus van God. Eens Gods geliefde mensenkind, altijd Gods geliefde, een laatste dankjewel van de hemel voor alle uitsloverij voor God om zijn volk uit de ellende te bevrijden en door allerlei tegenslagen heen te leiden, een dankjewel voor alle moeite om toch iets goeds van het leven te maken. Niet zomaar iemand.
Het laatste woord heeft niet de dood maar het oordeel van de Ene, het oordeel van de barmhartige ene. Niks mis met het oude geloof in een laatste oordeel van God, want beter het oordeel van de liefde, dan het onbarmhartige oordeel waarmee mensen je soms tot ver na je dood blijven wegzetten zonder begrip en zonder besef.
Ik hoor die kus ook in het verhaal dat God zelf dan zijn knecht begraaft. God geeft hem de laatste eer. Ook liefdevol, eervol, eerbiedvol: het zorgen voor een laatste rustplaats, zus of zo. Wie doet het met God mee?
Verwerken is niet loslaten, maar anders leren vasthouden
Stel je voor dat ook de onzen zijn opgenomen in deze grote ontferming?
Wel is dat graf van Mozes nooit gevonden, staat er. Ongeveer net als in het Nieuwe Testament bij het graf van Jezus. Ook naar een dode Jezus wordt later tevergeefs gezocht.
Dat lijkt op een verbod om verdrietig te zijn. Een hardhandige manier om nabestaanden de mogelijkheid te ontnemen om te rouwen. Blijf niet staren op het verlies. Blijf niet hangen bij de dood. Alsof je geen gapend gat in je leven zou mogen voelen als iemand van je is weggerukt, misschien voor je gevoel te vroeg, en na te weinig kansen om geluk te voelen of te weinig kans om na allerlei gestuntel met het leven er nog iets van te maken. Al is het waar dat je in heimwee kan blijven steken.
Maar het is allerminst een verbod op het koesteren van herinneringen. Van Mozes’ leven moet juist een getuigenis worden gemaakt. De zogenaamd boeken van Mozes worden de belangrijkste boeken van de geschiedenis, de bron van jodendom, christendom en islam. De grootste Profeet zal hij heten.
Juist door Gods ontferming over zijn mensenkind wordt zijn of haar leven een boodschap. Als aan het leven zelf geen dagen meer worden toegevoegd, wordt er betekenis aan toegevoegd die reikt over die laatste grens, die meegaat de toekomst in.
Papa, wat wil je later worden als je dood bent, vroeg het zoontje van Stef Bos op een keer, Stef Bos de liedjeszanger, die ooit een liedje maakte over zijn eigen vader. Zijn vader geloofde wel in een hemel, een engelland aan de overkant van de doodsjordaan, hij niet meer. Dan kon je dus later niet bij elkaar komen. Maar nu zelf vader geworden, met een kind dat naar de hemel vraagt, wordt het liedje anders. Zou dat oude beeld van hemel en God er misschien over kunnen gaan, dat de dood geen eindstreep is? Dat je er nog toe mag doen, dat jouw leven nog betekenis kan hebben hierna voor anderen? Ook dankzij het betere begrip en de liefdevolle blik van je nabestaanden die je beter zijn gaan begrijpen dan je jezelf soms begreep?
Later als ik dood ben wil ik wonen in jouw ogen
Om jou te laten zien waar ik zelf blind voor was
Want de liefde ligt zo dikwijls gewoon maar voor het grijpen
Later als ik dood ben wil ik wonen in jouw hart
Later als ik dood ben wil ik niet meer denken
Denken aan degenen tegen wie ik vechten moest
Weg uit hun gedachten en zij ook uit de mijne
Ik heb teveel tijd verloren met wat er niet toe doet
Later als ik dood ben wil ik de vader worden
Die ik door mijn onvermogen nooit heb kunnen zijn
Lichtdoorgever …., Wegbereider en een Engel op een schouder
Een vader die er altijd is ook als hij verdwijnt.
Een geworden met de adem Gods, boodschappers die niet uitgesproken zijn: mogen ze zo zijn die wij hier gedenken.
Een gebed
Die ons schiep, en ook nu nog
als soms het verdriet ons overmant,
houdt in de holte van uw hand
die ons zoekt in het duister
voor wie zelfs de nacht van de dood niet te donker is
om te vinden
ook als onze gedachten iemand kwijt zijn
en soms niet meer kunnen vinden
hoe ook alweer iemand was
iemand toch niet verloren laat
die ons anders kent dan wij onszelf
dan wij elkaar
met andere maatstaven oordeelt
met andere ogen ziet
ja, uw ontferming, uw ogen van liefde zoeken wij
hopen wij
bidden wij hen toe
bidden wij ons toe.
Ds. Harmen Jansen